Rooie Stien verzint haar wraak
op Tilburg
Ze
loopt al vroeg
Door
de straten
Van
de stad van kerk
Tot
kroeg ze loopt
Ze
slaat ze zwoegt
Verder
door weer en wind
Wandelt
ze zo’n tien meter
Voor
zich uit tierend
Zo’n
tien meter ruimte
Tussen
haar en de anderen
Ze
loopt daar al vroeg ze
Bedenkt
waar ze heen wil
Ze
groet ome Flip met
Een
snik in haar stem
De
handtas die stram
Langs
haar heupen hangt
Dan
wandelt ze monter naar
De
schrik van haar leven
Zelfbeeld
zo tussen duim
En
wijsvinger aangegeven
Een
groter contrast want
De
tweestrijd verandert
Haar
hart dat verlangt
Naar
die andere boeg
Maar
enkel een handtas
Met
een baksteen is
Daarvoor
niet genoeg.
|