Herfstnevel
De
dag is blauw en helder open
Begonnen
en vanuit een ris
Van
zachte gouden wolkjes is
De
rose zon omhooggekropen.
Maar
op den nagekomen morgen
Heeft
plotseling een klamme mist
De
kleurenweelde uitgewist
En
troosteloos in grijs geborgen.
De
populieren en de toren,
De
kruinen in de hoge laan
En
’t ganse landschap zijn vergaan
En
staan in grauwen damp verloren.
Er
is geen wind, slechts trage stilte
En
een kastanje, die mist-nat
Tikt
op de takken en op ’t pad
Dof
neerploft uit de nevelkilte.
De
aarde heeft zich teruggetrokken
In
dezen sluier als een vrouw,
Die
haar gezicht verhult om rouw –
Ik
ben van dezen dag geschrokken.
Uit:
‘Hart in ballingschap’, Tilburg, 1943