Septemberpark
Onder
het maanlicht valt het leven stil.
Avond
zoekt zich terecht in het volkomen
ontvanklijk-zijn
van de Septemberbomen.
Er
is een nacht van tederheid op til.
Dagdromen
hangen langzaam te verkleuren,
tot
onverganklijk blauw teruggebracht.
Maar
ieder wonder, dat ooit werd verwacht,
staat
nu als van nature te gebeuren.
Vijvergeheimen,
zielsdiep opgerezen,
leggen
de laatste parkgeruchten stil.
In
zilver ligt de kleine maan gedreven
Op
’t water van vergeten en vergeven.
Er
is overal eeuwigheid op til.
Uit:
‘Loreley’, Amsterdam, 1951