INHOUD BESTE GEDICHTEN
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
POEZIE
INTERVIEWS
SPECIAAL


Print deze Pagina

Anton van Duinkerken


Heugenis aan een landverblijf

Wij zagen op het smalle wandelpad
Hoe 's morgens rond uw huis de boomen waren
Aaneengeschaard als wilden zij bewaren
In stilte's koelte een heimelijken schat,
Tot op het eerste kraaien van de hanen
De wind zacht heensloop uit zijn nacht-asyl:
Een zwerver langs den weg, en wien 't beviel
Zich over 't land een eigen weg te banen.

't Gerinkel van een emmer op uw erf
Deed alle dingen leven, ver in 't ronde:
Seringengeur woei los uit de gezonde
Tros-volle struiken, en het speelsch gezwerf
Van uchtends wind plaagde de bomen wakker;
Een vogel wiesch zijn veeren in een plas;
Dan sloeg een hond aan: op den zandweg was
De huifbedekte wagen van den bakker.

Zomer en zon bewogen om u heen
Den dag voorzichtig als een zwaar te beuren
Bloemkorf, die vol van landelijke kleuren
Iederen keer welriekender verscheen
En loomer scheidde, tot de blaren geelden,
De wegen ritselden onder uw voet:
Hoe was bij haard en lamp dan de avond goed,
Als vrienden van uw brood en wildbraad deelden.

In 't nat seizoen en bijna nachtlijk uur,
Als 't fietspad blank stond van den zwaren regen,
Kwaamt gij met de petrolie-lamp ons tegen
En preest dit landverblijf; uw waterkuur;
Een verre hond begon verstoord te bassen,
Maar vluchtte voor den regen op zijn huid;
De grendel op de deur was 't laatst geluid,
Slaapkamerlicht viel glanzend in de plassen.


Dit gedicht is afkomstig uit de bundel 'Hart van Brabant'