De
Avonduren van Frits
Een jongen
krijgt soms dolle kuren
Frits had
een boek met zulke dwaze avonturen
Dat hij
des avonds laat zijn bed vergat
En nog bij
't lichtje van een kaars te lezen zat.
Het boek
was uit. Maar 't lezen in den nacht
Ha'd
heelemaal zijn hoofd op hol gebracht.
"Ik
wil," sprak hij, "ook eens een avontuur beleven
zooals er
in dit boek zoovele staan beschreven."
Het
avontuur moet avontuurlijk gaan1
hij
trekt alvast zijn vaders jas en schoenen aan,
zet
ook zijn hoed op, neemt zijn stok als wapen,
en stapt
er fier op uit, in plaats van stil te slapen.
Hij wil op
straat. Maar niet door deur of poort,
Neen, door
het raam, gelijk 't bij avonturen hoort.
Hij
schuift het raam omhoog, en klimt dan zonder schroom
Naar onder
langs de latjes van een duivenboom.
Heelhuids
op straat beland, daar stapt de stapper
met groote
stappen voorwaarts. Hij voelt zicht dapper.
Ook hij ja
is een held. Kloekmoedig kijkt hij rond.
't Begint
al gauw: daar zit de nachtwacht met zijn hond.
De hond,
die 't schrik'lijk stappen hoort,
springt op
en kijkt, wie daar de nachtrust stoort.
En juist
terwijl de held de schutting over vlucht,
heeft hij
hem ingehaald en pakt hem nog geducht.
Maar aan
den and'ren kant der schutting was een gracht
En daar
had d'avonturier heel niet aan gedacht.
Met
plonsen en gillen komt hij in 't water aan.
De
nachtwacht en de hond zien ontsteld zijn onheil aan!
Gelukkig
sprongen beiden toen ook gauw in de gracht
en hebben
spoedig den drenkeling opt 't droge gebracht.
Ze brengen
den huilenden, druipenden held
naar vader
en moeder-- die keken ontsteld!
Daar zit
nu onze dappere romanheld op straf
en mag in
twee dagen van dat kamertje niet af.
Al lachen
de kinderen hem buiten wat uit,
Dat is
niet zoo erg, als hij maar wijzer is, de guit!
|