|
Rien
Halters
Biografie
Rien Halters werd in 1949
geboren in Oosterhout als tweede zoon in een gezin met zeven kinderen.
Zijn ouders hadden er een tuinbouwbedrijf. Korte tijd later verhuisde het
gezin naar Sprundel (bij Roosendaal), waar Rien zijn jeugd heeft
doorgebracht. Na de lagere school, volgde hij op aandringen van zijn
ouders de LTS. Eigenlijk had Rien toen al aspiraties in een andere
richting; hij tekende veel en verdienstelijk, en voelde daardoor meer voor
een bestaan als beeldend kunstenaar. Zijn ouders gaven echter de voorkeur
aan een 'degelijke' beroepsgerichte opleiding.
Na de LTS begon in 1964 een periode, waarin Halters met aanvankelijke
tegenzin werkte bij verschillende bedrijven in Etten-Leur. Gaandeweg werd
hij wel op het werk gewaardeerd om zijn precisie en technisch inzicht. In
de avonduren volgde Halters diverse cursussen algemene vorming, waaronder
een schriftelijke tekencursus. Op basis van Halters' tekeningen en
collages adviseerde de Sprundelse beeldhouwer Gerard Konings -toen net
afgestudeerd aan de Academie St. Joost te Breda- een studie te volgen aan
deze academie.
Halters begon aan de avondschool: monumentale vormgeving en vrije
schilderkunst, maar al na een jaar stapte hij over -in 1975- op de
dagopleiding, na aandringen van zijn docent Alphons Maas. Eindelijk was
Halters full-time bezig met wat hem bezielde! Op de academie was meteen
duidelijk dat deze student in visie en technische vaardigheden veel verder
was dan zijn medestudenten, in tekeningen uit die tijd treft men al een
heel herkenbaar handschrift aan. Nog van vóór zijn studietijd dateert
een serie golfkartonreliëfs getiteld Geloof, hoop en verte-liefde, waarin
hij menselijke betrekkingen op grafische wijze stileert.Het seriegewijs
werken zou bij zijn latere werkzaamheid een steeds terugkerend fenomeen
worden.
Inmiddels is Halters getrouwd en vestigt zich in '74 in Etten-Leur aan de
Haansberg in een boerenhuisje met een bescheiden atelier, net buiten de
bebouwde kom. De academietijd kenmerkt zich door een enorme activiteit:
Halters vakklas van de afdeling schilderen/monumentaal telde een aantal
enthousiaste medestudenten die elkaar bijzonder inspireerden, zoals Mart
van der Heijden, Paul Goorissen (+1979), Martin Peulen, Nini Tang en
Gerhard Lentink. De belangrijkste docenten waren Hans van Zummeren, Theo
Mols, Chris Brandt, Geertjan van Oostende en Fons Groneman.
In deze omgeving ontwikkelde Halters zijn teken- en schildervaardigheid en
zette de eeste stappen naar een ruimtelijke vormgeving. Dat laatste
resulteerde aanvankelijk in een serie strak-geometrische doorlopende
vormen, later kon men Halters ook aantreffen op de beeldhouwafdeling bezig
met portretstudies in klei naar model. In dezelfde tijd manifesteerden
zich in het werk van Halters reeds de thema's die hem zijn hele leven
zouden blijven boeien: vergankelijkheid, de dood, sexualiteit en de
onderworpenheid van het individu aan niet te beteugelen machten en
obsessies.
In 1980 deed hij eindexamen met een presentatie in De Beyerd, Breda. Hij
werkte toen al veel in zijn atelier, zodat de stap van student naar 'vrij
kunstenaar' niet al te groot was. Halters bouwde voort op het conceptuele
werk van zijn eindexamen: hij onderzocht het vergankelijkheidsthema door
kartonnen dozen bloot te stellen aan weer en wind, metalen en papieren
bladzijden van zijn Getijdenboeken in een salpeterbad onder te dompelen en
houten blokjes geleidelijk te laten verteren door het vuur. Hij zette in
zijn project ontzilting zelfs koeien (van een naburige boerderij) in om
likstenen te bewerken, waarbij de uiteindelijke, organische vorm van de
steen bepaald wordt door de vorm van het omhullende metalen frame.
Twee jaar later verhuist Halters met zijn gezin - hij heeft inmiddels twee
kinderen - naar een andere atelier-woning. Opniew een boerenwoning aan een
doodlopende weg, buiten de bebouwde kom van Leur. Hier werkt hij in
betrekkelijke afzondering aan een monumentale serie beelden, getiteld
Squares, elk met een vierkant van 232 x 232 cm als basis. De vari‰teit
in vorm en materiaal in deze serie is groot: organische stilering en
mathematische vorm ontmoeten elkaar in een veelheid van materialen:
plaatijzer, koper, rubber, karton, glas, plexiglas, MDF, beton, lood,
golfplaat, polyester en natuurlijke materialen als riet, takken en
gedroogd fruit.Tegelijkertijd ontstaat een serie figuratieve draadfiguren:
Rekonstrukties van het on-verleden, een serie met een sterk
karikaturaal-anekdotische inslag.
In 1988 stelt Rien Halters zijn werk voor het eerst grootschalig ten toon;
samen met twee bevriende beeldend kunstenaars Gertjan Evenhuis en Gerhard
Lentink richt hij een overzichtstentoonstelling in, in de Voormalige
Scheldesmederij in Vlissingen. Een jaar later begint Halters met een
tweede draadfigurenserie: De verzinnelijking van het tuig. In deze serie
domineert de relatie tussen de menselijke gestalte met een direct aan de
realiteit ontleend voorwerp. Ondertussen ontstaan ook nog nieuwe Squares.
Halters werkte voortdurend tegelijkertijd aan meerdere beelden; een
werkzaamheid die's winters werd onderbroken, wanneer hij voor de kou
vluchtte naar een van zijn kleinere ateliers. Daar vervaardigde hij
honderden tekeningen, ideeënschetsen en collages. De tekeningen varieren
van snel genoteerde 'losse invallen', tot gedetailleerde met verf gehoogde
(of gewassen) tekeningen, maar bijna altijd worden ze gekenmerkt door een
uiterst gevoelige lijnvoering en een sterk grafisch karakter. Thematisch
en in vorm verwijzen ze dikwijls naar het ruimtelijk werk uit de zelfde
periode.
In 1993 begint Halters met een serie Beeldspraakkaders, die -in
vergelijking met de andere beeldenseries- wellicht nog directer
gerelateerd zijn aan zijn tekeningen. Het betreft hier reliëf-achtige
panelen van 110 x 220 x 9 cm, allen tot in de perfectie afgewerkt, waarbij
de voorstelling gereduceerd wordt tot een cluster van vignetachtige
tekens, vaak aangevuld met pregnant aanwezige tekstfragmenten.
Deze serie was nog niet afgerond toen vier jaar later alweer een nieuwe
serie zich aandiende met de opnieuw 'Haltersiaanse' titel Ontologische
differentie. Ook bij deze serie was er eerst een enorme lijst met even
fantastische, als hermetische titels, onstaan in een korte intense periode
van euforie, vóórdat Halters begon met de vaak moeizame realisering van
de bij de titels behorende beelden. En opnieuw vormt een strak concept de
basis: ditmaal wordt elk object geplaatst op een vierkante
tafelconstructie. Deze beelden hebben vaak het karakter van een
vreemdsoortig gebruiksvoorwerp maar ook lijken associaties met een museaal
rariteitenkabinet gerechtvaardigd.
Opvallend is dat Halters werk uit de academieperiode ook weer onderbracht
binnen deze serie, waarvan alle subtitels beginnen met het woordje ont.
Daartoe restaureerde hij onderdelen van het oude werk of herschiep een
volkomen nieuwe variant. Dit hernemen of 'recyclen' van ouder werk was
karakteristiek voor de beroepshouding van deze kunstenaar: tot aan zijn
voortijdige dood in 1999 bleef Halters 'sleutelen' aan vroeger werk, ook
als dit reeds gefigureerd had op tentoonstellingen of opgenomen was in
publicaties.
Het typeerde de uiterst kritische blik waarmee Halters zijn eigen werk
bezag. Misschien dat deze soms aan autodestructie grenzende zelfkritiek,
deze fundamentele twijfel over het eigen werk, gekoppeld aan het
introverte, bescheiden karakter van de kunstenaar, ertoe geleid heeft dat
het werk van Halters zo weinig tentoongesteld is geweest. Ook in de
openbare ruimte treft men werk van Halters slechts in drie plaatsen aan:
Son en Breugel, Etten-Leur en Oudenbosch. Een veel te geringe oogst voor
een zó productief en uitzonderlijk begaafd kunstenaar.
Het werk van Rien Halters valt moeilijk te definiëren binnen de aktuele
kunstbeschouwing, hij was een 'einzelgänger', een volstrekt
onafhankelijke geest in het veld der kunsten.
In het jaar 2000 werd de Stichting Rien Halters opgericht met het oogmerk
het werk van deze kunstenaar voor het publiek toegankelijk te maken.
Gerhard Lentink
|