Het
werk van Harry Corvers (15)
Ter
afwisseling van de ex-librissen, welke op zichzelf staande, al of
niet in opdracht uitgevoerde, grafische werkjes zijn, volgen hier
enkele houtgravures uit 1966.
Deze
houtgravures zijn door H Corvers gemaakt als illustraties bij de
door Anton van Oirschot verzamelde en door de Stichting Brabantse
Dag uitgegeven "Sprookjes uit Brabant".
Hieronder
worden de sprookjes summier samengevat.
vignet
op het schutblad voorstellende een allegorische uitbeelding van
het verhalend karakter van "De brabantse Dag" in Heeze.
Sprookje:
De wandelende boom:. ....... de boze tovenaar sloeg op de vlucht
toen hij de plant zag ..., En terwijl de uiterst vreemde vuurrode
plant bloeide .... hadden het meisje en de jongen elkaar innig
lief.
Sprookje:
De koning der vissen: Er was eens een mannetje, mismaakt en
dwergachtig, dat samen met zijn vrouwtje, dat nog kleiner en
lelijker was, in een vervallen huisje woonde.
Op
een dag ving het mannetje een vis: de koning der vissen ..., die
zei: "Breng mij terug ... en ik zal u belonen".
"Wens wat ge wilt en het zal gebeuren....".
Het
werd een gouden tijd .... totdat zij niets meer te wensen over
hadden.
Op
een keer zei hij: "ik wou dat het niet gebeurd was" en
ineens was hij weer het oude mannetje en zij het oude vrouwtje in
hun oude hutje en waren blij, dat ze nog iets te verlangen hadden.
Sprookje:
De drie spinsters: Er was eens een meisje, dat maar niet wou
spinnen.
De
koningin nam haar mee naar het kasteel, waar zij zo veel mocht
spinnen als ze maar wou.
Maar
het meisje wou en kon het niet. .... op een dag zag ze door het
venster drie oude vrouwtjes naderen, .... ze waren zo lelijk als
iets. Ze zeiden: "we zullen je helpen, als je ons op je
bruiloft met de prins uitnodigt". .... en ze werkten als
paarden.
Op
de bruiloft vroeg de prins aan de drie vrouwtjes: "hoe komen
jullie toch zo lelijk?"
"Van
het spinnen", zeiden ze.
Toen
zei de prins: "dan zal mijn mooie vrouwtje nooit meer een
spinnewiel aanraken".
Sprookje:
Hoe Freek de sterren plaagde: Vroeger, hèèl vroeger... was
Freekje een hoge berg opgeklommen. Hij had een lange stok bij zich
.... en plaagde daarmee de sterren. Hij bleef de sterren maar
plagen, die hun tranen als witte sneeuwvlokjes op de aarde lieten
vallen. De sterren beklaagden zich bij hun opperhoofd, de Grote
Beer. Die veranderde Freekje in een sneeuwman met zijn stok nog in
zijn hand.
Telkens
als het winter is, denken de sterren weer aan de plagerijen en
beginnen weer sneeuw te huilen en verandert Freekje weer in een
sneeuwpop.
|