Er
loopt een bunzing door mijn tuin. Met hoge rug hupt hij van de achter- op
de voorpoten. Ik zie zijn lichtgekleurde bril (jazeker, een bunzing draagt
een bril).
Ik
wist al, dat hij in mijn tuin zat, want ik had meer dan eens leeggegeten
eieren gevonden die op de typische manier van de bunzing, met de tandjes
aan de zijkant, waren open gebeten. Zijn tanden zijn zo sterk, dat ik ook
open gebeten kunsteieren had gevonden, uit de tuin van mijn buurman die
kippen en poelepetaten houdt. Daar was de bunzing dus mooi ingetrapt.
Later heb ik vier ingangen van zijn hol gevonden. Hij wóónt dus in mijn
tuin.
Hij
is al bijna midden op het grasveld, maar schuw nachtdier als hij is, vindt
hij die open vlakte maar niets. Hij aarzelt en ik zie, dat hij wil
teruggaan naar het beschuttend struikgewas, maar dat is ongeveer evenver
als verder lopen en hij besluit - duidelijk in de zenuwen - verder te
lopen.
Onderweg
passeert hij op een halve meter een merel. Die gaat rustig door met
engerlingen in de grasmat zoeken; en ook de bunzing taalt niet naar de
merel, terwijl toch alle vogels tot zijn kostje behoren.
Enkele
dagen later zie ik een filmpje over het jachtgedrag van de dieren in
Afrika. De prooidieren zien en voelen, of de roofdieren op jacht zijn of
niet. In het laatste geval blijven ze rustig grazen, ook al lopen de
roofdieren op korte afstand. Dat kan de verklaring van het voorval met de
bunzing en de merel zijn.
Zo
probeer ik altijd in de natuur niet alleen te kijken, maar ook te zien. Ik
heb alle verschillende vogelsoorten die ik in mijn tuin heb gezien,
genoteerd en vele gefotografeerd. Het zijn er tot nu toe 59. De meeste
zitten ook in andere tuinen, maar het is zo jammer dat veel mensen denken,
dat er alleen maar mussen en merels in zitten. Veel mensen weten niet hoe
een koolmees er uit ziet en hoe de bomen in hun straat heten.
We
kunnen niet allemaal Eert Garthofs zijn. Zo zal niet iedereen weten - de
stropers wel - dat de fazanten, patrijzen, hazen, konijnen en reeën tot
in de stad komen. Fazanten en patrijzen wonen in mijn tuin, hazen komen er
op bezoek en bijvoorbeeld in het, veel te weinig bezochte, maar
onvolprezen plantsoen langs de Cobbenhagenlaan komen reeën. Op een
zondagmorgen om acht uur stond een reebok trots op het gazon aan die laan,
vlakbij de kruising met de Ringbaan West, op anderhalve kilometer van het
Stadhuis. Weet u bijvoorbeeld ook, dat de vossen dicht bij onze
stad wonen? Tenminste als de jagers de jonge vosjes niet allemáál
doodgeknuppeld hebben, zoals ik weet dat hier gebeurt.
Weet
u ook, dat de nachtegalen onze stad binnenkomen?
Op
een plaats in de bebouwde kom, 2 km van het Stadhuis, woonden er vorig
jaar drie.
Toen
ik, dertig jaar geleden. pas in Vught woonde, zaten elk jaar in april,
laat in de avond en in de nacht, op drie plaatsen rond mijn huis
nachtegalen te zingen. Toen er meer huizen bij gebouwd werden kwamen ze
niet meer. De mens had de natuur weer een stukje teruggedrongen.
Op
een wandeling door de Baronievelden en d'n Brand hoorde ik eens op acht
plaatsen een nachtegaal zingen (en dat zijn er acht verschillende).
De
zang van een nachtegaal is niet te beschrijven. Hoe kan er uit zo'n klein
vogeltje dat geluid als uit het galmgat van een klokkentoren komen? Gaat u
toch eens naar de nachtegaal luisteren. Ik weet zeker dat u zich zult
afvragen wat u eigenlijk elk jaar in Benidorm gaat doen. Maar u moet er
voor luisteren, en dat is heel moeilijk. Naar elkáár luisteren is al zo
moeilijk. Luisteren en zien naar de natuur is nog moeilijker. En toch is
er zo onnoemelijk veel vlak bij huis te zien en te horen. In Tilburg, een
van de grootste steden van ons land, op 3 km van het Stadhuis, groeien
wilde orchideeën letterlijk langs de trottoirtegels. Ze groeien ook in
mijn tuin. De wespe-orchis. In het wild wel te verstaan. Ik heb ze er niet
ingezet. Ze zijn jaren verborgen geweest, en dan ineens zijn de
omstandigheden gunstig en staan ze daar te pronken. De ene met lila
bloempjes, de andere met groenig gele; dat hangt van de grond af.
In
onze stad groeit ook de gevlekte orchis, ook handekenskruid genoemd. zo
groot als een hyacint en die voor exotische pracht niet onder doet, maar
inmiddels zal zij helaas wel uitgeroeid zijn. Laatst stond er nog een
veldje aan het houtwalletje langs het voormalige Belgische lijntje in de
Blaak. Als je daar in juni die weelde van paarsrose pracht zag, werd je er
stil van. Inmiddels hebben de bulldozers hun werk gedaan en is er niets
meer van over. De mens wil in de natuur wonen en begint dan eerst met ze
te vernielen.
Maar
wat zeur ik eigenlijk over orchideeën en nachtegalen? Op een klein stukje
natuur dat toevallig midden in de bebouwing nog gespaard was gebleven,
stond een veldje orchideeën. De afdeling Plantsoenen schreef een leerzaam
artikeltje daarover in het wijkblad. Een week later stond er niet één
meer. En wat zeur ik over nachtegalen, als er brieven bij de gemeente
binnenkomen, waarin gevraagd wordt om de vogels in het plantsoen af te
schieten, omdat ze met hun zang de briefschrijver zo vroeg uit de slaap
halen?