Illustratie
van de viering van 750 jaar Den Bosch, waarbij Moerkerk
betrokken was.
De Bossche schilder, karikaturist, boekillustrator,
bandontwerper, affichemaker, schrijver en ontwerper van
optochten Hermanus Antonius Josephus Maria Moerkerk (Den
Bosch 2 maart 1879-Haarlem 23 augustus 1949) geldt als een
representant van de Brabantse humorcultuur. Zijn talent werd
ontdekt door de kalligraaf Theo van Kempen en hij was in de
leer bij Piet Slager jr en Jan Bogaerts. Moerkerk, zoon van
textielhandelaren, doorliep het gymnasium en werkte een tijd
in de zaak van zijn ouders. In zijn beeldend werk had hij
onder meer aandacht voor volkstypen, de Bossche
gemeentepolitiek en voor carnaval. Hij was ook betrokken bij
de organisatie van het Bossche carnaval.
In 2003 verscheen over hem een publicatie met de titel
Op zoek naar erkenning.
De titel van dat boek is enigszins misleidend, omdat een
grote ambitie niet Moerkerks drijfveer lijkt te zijn
geweest. Hij koos in zijn leven bijvoorbeeld voor een veilig
dienstverband bij de Spaarnestad, dat de
Katholieke Illustratie
uitgaf, in plaats van ervoor te kiezen om te bouwen aan een
eigen zelfstandig oeuvre. Dat neemt niet weg dat zijn
commerciële werk vaak artistiek geslaagd is. Hij verhuisde
voor het genoemde dienstverband in 1928 naar Haarlem. Een
groot vernieuwer is Moerkerk zeker niet geweest, maar zijn
vrolijke tekeningen tonen iets van een Brabants volksleven
dat verdwenen is. Moerkerk maakt zich erin vrolijk om de
menselijke levensvorm en dan met name om de Brabander. Hij
komt niet met harde sociale aanklachten, maar eerder met
grillige beelden, waaruit niet alleen iets valt af te lezen
over de aard van de in beeld gebrachte mensen, maar ook iets
over de persoonlijkheid van de tekenaar.
Moerkerk tekende veel Brabantse volkstypen.
Brabant-Collectie, Tilburg University.
Brabantse gemoedelijkheid
Uit Moerkerks teksten, zijn werk als tekenend journalist,
komt een gemoedelijke, kneuterige sfeer naar voren. Denk aan
passages als: ‘De torens der stad op den achtergrond
begonnen te zingen, de zon maakt ’t eene meesterstuk na ’t
andere; vrouwen en meisjes waren als bloemen op ’t groene
veld en tegen de donkere boomgroepen. Toen kroop door de
balustrade der tribune ’n ‘’menneke’’ heel gewichtig en
ernstig. Het ging op den steenen rand zitten peinzen. Ent
toen het daar zat, den blik gericht op ’n tor of ’n
kikvorsch of ’n pier, kwamen de moppige Fordjes, de
vroolijke Citroentjes, de Amilcars en Hudsons, allen
opgewekt en met verheugde automobielgezichten.’ Dit is geen
hoogstaande literatuur, maar vooral een gezellige tekst.
Moerkerk spreekt in hetzelfde stukje over ‘de ongeëvenaarde
gemoedelijkheid’ die van een stad ‘een groot gelukkig
huishouden maakt’.
Zijn tekeningen spreken tegenwoordig meer aan dan dergelijke
teksten. Het gegeven dat Moerkerk buiten Den Bosch niet zo
beroemd meer is, is misschien te wijten aan zijn gebrek aan
geldingsdrang. Het vaak belichten van de Bossche politiek
kan er ook debet aan zijn geweest; dergelijke prenten hadden
een functie in de tijd zelf, maar zeggen in de huidige tijd
niet veel mensen meer iets, zeker niet mensen van buiten Den
Bosch.
Moerkerks volkstypen en beelden van markante figuren leven
daarentegen nog wel. Zo maakte Moerkerk een fraaie
krijttekening van zijn mede-kunstenaar en politieke rivaal
Dorus Hermsen, een werk dat toont dat Moerkerk hem in ieder
geval op artistiek vlak de baas was.
Portret van de kunstenaar-politicus Dorus Hermsen.
Brabant-Collectie.
De volkstypen zijn uit het leven gegrepen. Maar ook als
Moerkerk uit zijn fantasie putte, bijvoorbeeld in het
ontwerpen van kleurrijke, historiserende stoeten, maakte hij
werk van waarde omdat hij erin een vrolijke levensvisie
koppelde aan bontheid. Zo maakte hij ontwerpen voor een
sprookjesoptocht, toneel en carnaval. Op een prent in
kleurpotlood van het Bossche carnaval zien we een kleurrijke
maskerade die aansluit bij een lange traditie van
humoristische volkscultuur.
Het Bossche carnaval. Brabant-Collectie.
Alexei Wladkine: een reactie op de moderne kunst
Moerkerk moest niet veel hebben van moderne kunststromingen,
zoals het kubisme en het expressionisme. Hij bedacht een
grap en schiep 42 portretten en landschappen die als
persiflages op de moderne kunst bedoeld waren,
olieverfschilderijen in een expressionistische stijl. Hij
exposeerde ze in 1927 in Tilburg onder de naam van de door
hem bedachte kunstenaar Alexei Wladkine en kreeg lovende
kritieken, men prees onder meer ‘de zuiverheid van de
artistieke intentie’ van Wladkine. Wie de in
Op zoek naar erkenning
opgenomen werken in deze moderne stijl bekijkt, ziet er iets
van kunstzinnigheid in, die Moerkerk niet bedoeld heeft.
Misschien is zijn werk onder de naam Alexei Wladkine zijn
meest relevante werk voor de kunstbeschouwer van nu, omdat
het je doet nadenken over de intentie van de maker. Kan
iemand die werk als grap maakt, ondanks zichzelf daarmee
iets van waarde maken?
Moerkerk is weleens de Bossche Daumier genoemd, naar de
beroemde Franse kunstenaar uit de negentiende eeuw. Dat is
wat te veel eer, Moerkerks werk is lang niet zo eigen als
dat van Honoré Daumier (1808-1879, het laatste jaar is
tevens het geboortejaar van Moerkerk), maar in zijn beste
prentwerk is Moerkerk satirisch op een Brabants gemoedelijke
manier, zonder echt te kwetsen en met oog voor grappige
details en eigenaardigheden.
De Brabantse humortraditie?
Tegenwoordig bloeit de Brabantse humor als nooit tevoren:
van Theo Maassen tot Hans Teeuwen, van Marc Marie Huijbregts
tot Guido Weijers en van tekenaar Gummbah tot de typetjes
van New Kids (Maaskantje)
Het is echter de vraag of men van een typisch Brabantse
humortraditie kan spreken (waar dan ook Jeroen Bosch,
schrijver Toon Kortooms, de Efteling, het carnavaleske
tonpraten en de gezellige grappen van Emile Roemer toe
kunnen worden gerekend); daarvoor is deze humor natuurlijk
te divers.
De historicus en brabantkenner Arnoud-Jan Bijsterveld
spreekt van een ‘culturele ontvoogding’ van Noord-Brabant na
de Tweede Wereldoorlog: men had in de provincie nieuw
zelfvertrouwen en kwam met nieuwe eigen creativiteit.
Misschien kan de alomtegenwoordigheid van Brabantse
humoristen in de Nederlandse mediacultuur in dat licht
worden gezien.
Van een dergelijke ontvoogding was echter in de tijd dat
Moerkerk actief was, nog geen sprake. Bij hem geen harde
grappen (zoals bij Theo Maassen of Hans Teeuwen), maar
eerder uitingen die getuigen van een blij levensgevoel met
een absurde onderlaag, een laag die Moerkerks beste werk
diepgang geeft en ook hedendaagse waarde.
Literatuur
Aart Bogers e.a. (red)
Herman Moerkerk, Guus Ong en leerlingen
(Den Bosch 1999)
Jan Bruens,
Herman Moerkerk,
Den Bosch 1979.
Frans van Gaal en Vincent Verstappen,
Op zoek naar erkenning. Leven en werk van Herman Moerkerk,
Den Bosch 2003
https://nl.wikipedia.org/wiki/Herman_Moerkerk
Illustraties: Brabant-Collectie (Tilburg University)
Verwijzing naar Don Quichot in relatie tot de Bossche
gemeentepolitiek van de vroege twintigste eeuw.
Brabant-Collectie. |