Kemp natuurlijk (8)
Stille
dingen stil laten? Niks ervan!
De
Muzen van Kemp waren (voornamelijk) jonge vrouwen die hem inspireerden
tot, zoals Karel Reijnders het uitdrukt, "ondeugend-erotische
verhaalverzinsels in versvorm, waarin hij graag een inslag van plagerij
verweefde." We kennen deze Muzen onder pseudoniemen als Amaranth en
Turkoois (moeder en dochter), Zonne-bruintje en Romanie. De drie
eerstgenoemden kende hij als mede-forensen in de trein. De
laatstgenoemde is Mya Brennenraedts, die trouwens een hele reeks van
eretitels kreeg, waarvan de wel meest indrukwekkende luidt: Marguerite
Marie Tumetues de la Boislisière d’Outremeuse, in Kemps eigen
vertaling: Supergriet-Marie-Je-maakt-me-kapot-Van-de-bosrand van
Overmaas.
Zo’n
naam is rijk aan betekenissen die enkel door ingewijden begrepen zullen
worden.
De
twee belangrijkste Muzen lijken me Turkoois en Mya Brennenraedts te zijn
geweest. De identiteit van Turkoois ken ik (nog) niet, maar die is met
wat inventiviteit best te achterhalen. Zij was een blonde juriste (zo
blijkt uit de gedichten) die (zo las ik bij Jef Leunissen) na haar
huwelijk op 29 januari 1948 met haar echtgenoot in Amsterdam ging wonen.
Terzijde:
Jef Leunissen, Turennestraat 17, is een van de 19 getrouwen van Pierre
Kemp. Mannen als Fred van Leeuwen, Harry Prick, Fernand Lodewick (van de
‘Literaire kunst’) en Karel Reijnders behoorden onder anderen tot
die groep. Wiel Kusters die eerlang een grote studie over Kemp zal
publiceren, beschouw ik als de twintigste im Bunde. Zoals Paulus de
dertiende apostel genoemd wordt, kan Wiel gelden als de twintigste in de
kring der intieme vrienden van Kemp.
Terug
naar de Muzen. Die waren enkel bekend onder hun pseudoniem. Ook de
gezworen vrienden van Kemp beweren niet te weten wie het werkelijk
waren. Ik betwijfel de juistheid van die bewering.
Karel
Reijnders, bijvoorbeeld, schrijft in zijn artikel over ‘Romanie
oftewel eros en emeritus’ (Jaarboek van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde, 1977) in noot 8: "Ik stel er prijs op te
verklaren dat PK die mij toch in vertrouwen heeft genomen over allerlei
aspecten van deze delicate materie, me de identiteit van geen der Muzen
heeft onthuld. Het is overigens veel aantrekkelijker, uit reverentie
voor de poëzie, ook deze stille dingen stil te laten."
"Stierenpoep!",
luidt mijn reactie. Laffe praatjes ‘uit eerbied voor de poëzie’.
Bah!
De
Muzen zijn voor Kemps werk heel belangrijk geweest. Zij waren niet enkel
‘inspiratrices’, zij hadden bovendien grote invloed op de gedichten
die aan haar waren gewijd. Zij hadden zelfs verregaande inspraak. Mya
schrijft in 1948 bijvoorbeeld: "En ik voelde me niet weinig gevleid
toen ik las over de naam van de ‘hoofdrol’-speelster die ik mocht
geven." Zij schrok hier overigens voor terug, want ‘hoeveel
lettergrepen moest die naam krijgen?’ Ze kon zich heel wel vinden in
het voorstel van Kemp. Op 11 augustus 1948 schreef ze: "De naam ‘Romanie’
voor de heldin van het Havergedicht lijkt me echt de geschiktste."
Ook
gaf ze haar mening over het verloop van het verhaal, en Kemp volgde haar
kritiek en veranderde het gedicht dat trouwens zou opgaan (of:
uiteenvallen) in twee nieuwe gedichten, namelijk ‘Tzigane’ en ‘Franse
les in een korenveld’.
Over
die directe invloed van de Muzen op zijn dichtwerk schrijft Kemp aan een
van zijn vrienden: "U kunt onmogelijk volgen wat ik breek en
samenlijm met de Muzen, in zulk een tempo gaat dat alles. Een circus met
drie pistes kan daar niet tegen op."
Als
lezer van de gedichten van Kemp wil ik daarom weten wie die Muzen waren.
Ik wil de stille dingen kennen.
Ik
kan me voorstellen dat de 19 getrouwen het uit reverentie, voor de
poëzie wellicht, maar waarschijnlijk meer nog voor de echtgenote en
drie zoons van Kemp, niet veel kwijt wilden over zijn betekenisvolle
vriendschappen met de Muzen, maar veertig jaar na het overlijden van de
dichter lijkt me nu de tijd rijp om opening van zaken te geven. Alle
betrokkenen zijn inmiddels dood.
En
Kemp heeft die zaken ook nooit geheim willen houden. Mya schrijft in
haar bijdrage aan het boekje ‘Pierre Kemp, man in het zwart, heer van
het groen’ dat ze schrok toen PK in een van zijn latere brieven aan
haar schreef, dat hij wenste dat zijn brieven aan haar na zijn dood aan
het Letterkundig Museum zouden worden overgedragen. Zij schrok, omdat ze
een deel van de correspondentie al had vernietigd.
Nee,
van Pierre Kemp mochten we alles over de Muzen te weten komen!
Ter
afsluiting het gedicht ‘Geheim’
GEHEIM
‘Wij
hebben samen een geheim Turkoois’
Eens
op een avond in dat groot verdriet
van
Juli zijt gij goed voor mij geweest,
blond
Meestertje, al bedankteik toen niet
althans,
in rijm, voor ’t schuiven van Uw leest.
’t
Was in dat kleed: Rotspark-bij-nacht met één
lantaarn,
dat in de blaadjes zendt haar schijn,
dat
Gij weer wijlen deed, wat wijkend scheen
in
ramp, bij drie jaren te oud, te klein te zijn.
De
blaadren bronzen al, de winden wit
verwelken
langs de lijn en ik vergis
mij
hoop ik niet, wanneer ik meen, dat dit
’t
geheim der spin en niet der vlooien is.
16
juli 1942