De vaatwasser in de keuken maakt een gorgelend geluid. Verstoord
kijkt Peggy naar het apparaat, haar handen vol vuile glazen. “Dat
ontbreekt er nog aan.” Met een onzachte klap zet ze het glasservies
op het aanrecht, bukt zich en drukt op de ‘uit’ knop van de machine.
Als ze de klep opent ziet ze sliertjes groente en stukjes vlees in
het sop drijven. De hete damp slaat in haar gezicht. Met een diepe
zucht start ze de machine opnieuw. “Op hoop van zegen dan maar.” Ze
praat hardop tegen zichzelf. Natuurlijk heeft Maarten de borden niet
goed afgeschraapt. Alles, maar dan ook alles, moet ze zelf doen. Nu
was hij boven, in bed. Na een tijd klagend op de bank te hebben
gehangen kondigde hij aan te gaan liggen. “Even maar, liefje. Mijn
hoofd bonkt vreselijk. Weet je zeker dat het een goede wijn was? Het
voelt als Chateau Migraine.”
“Had je maar niet zoveel moeten zuipen.” Ze had het hem toegebeten.
Fraai was dat, de schuld aan de wijn geven. Met de hoeveelheden die
hij naar binnen gegoten had kreeg je zelfs een os van zijn poten. En
die twee lege flessen whisky die in de tuin slingerden waren vast
ook niet door de gasten gedronken. Het was elke keer hetzelfde. Een
feest? Prima, leuk, moeten we doen. Maar de boodschappen en andere
voorbereidingen kwamen op haar conto, evenals het opruimen de dag
erna. Zelfs nu, zelfs deze keer.
Ze laat haar blik door de kamer glijden. Het was prachtig weer
geweest, gisteren, en ze hadden de gasten in de tuin ontvangen. Dat
het daar nu zo’n bende was, oké, maar hoe de zooi zich verplaatst
kon hebben naar de woonkamer bleef een raadsel. De Ficus Benjamin is
als asbak gebruikt. De vloer ligt bezaaid met pindanootjes. Peggy
herinnert zich hoe Johan deze een voor een door de kamer schoot. De
lolbroek mikte vooral op de decolletés van de dames. De cactus in de
vensterbank blijkt aangekleed met een doorzichtige roze damesslip.
Om de koperen slinger van de klok, een erfstuk van haar grootvader,
is een stropdas geslingerd. Het boeket witte rozen, meegebracht door
Anne, staat op z’n kop in de vaas gepropt. Onder de salontafel ligt
één zwarte herenschoen. Peggy spiedt ergerlijk vergeefs naar nummer
twee .
“Dit ga ik niet alleen opruimen, echt niet.” Ze loopt de trap op en
gooit de deur van de slaapkamer open. “Maarten, je komt nú dat nest
uit. Het feest was voor jouw verjaardag, en ik moet morgen net zo
goed weer werken.” Vanuit bed klinkt alleen maar diep geronk.
Maarten ligt op zijn rug, armen en benen wijd, knol in zijn sokken,
en slaapt heel diep. Peggy schudt hem ruw door elkaar, maar hij
geeft geen sjoege. Ze zinkt neer op de rand van het bed, voelt
tranen prikken achter haar ogen. De spiegel van de toilettafel vangt
haar blik. Ze ziet een tengere vrouw, klein van stuk. Geblondeerde
haren in een staartje, grote blauwe ogen. Smalle lippen, tot een
streep samengetrokken. Lange sierlijke hals. Om deze te benadrukken
draagt ze graag laag opengesneden blouses, zoals nu. Haar borsten
zijn klein, maar staan fier vooruit. Een smalle taille, lange, ranke
benen met verrassend kleine voeten.
Ze mag er wezen, zegt Maarten, als hij goedgemutst is.
In de binnenzak van haar spijkerbroek vindt ze een zakdoek om haar
neus te snuiten. Ze gaat staan en recht haar schouders. Kijkt
nogmaals in de spiegel. De smalle streep die haar mond vormt herkent
ze niet. Ze grijnst breed, lacht haar tanden bloot. Het gaat niet
van harte. Is die nieuw, die streep? Is dat ‘n erfenis van de
afgelopen week? Ze knijpt in haar wangen, masseert haar mondhoeken.
Als vanzelf zakken haar handen naar haar buik. Glad en strak voelt
de huid, zelfs onder de ruwe spijkerstof. Niet gek voor haar
leeftijd. En dat moet zo blijven, zegt Maarten. Hij haat het als
vrouwen gaan uitdijen. Heeft geen goed woord over voor de eega’s van
zijn vrienden, die na een aantal jaren mollig worden. Of zwanger,
nog erger. Lekker is dat, je vent opzadelen met kip, zegt hij
smalend. Nee, voor hem geen kinderen. Zijn vriendin hoeft geen
twintig te zijn, dat is hij zelf ook niet meer. Maar een goed
figuurtje, een lekker kontje, dat mag een man toch wel verwachten.
Peggy ziet hoe de tranen langs haar wangen glijden. Ze huilt
geluidloos. Achter haar ligt Maarten nog steeds te slapen.
Beneden rinkelt de telefoon. Ze vindt hem onder twee kussens. Het is
Anne, die informeert of het nog laat geworden is.
“Het was weer een fantastisch feest,” kirt ze in de hoorn. “Echt een
feest van jou en Maarten. Wat hebben we een plezier gehad. En Johan
en Wouter, die waren toch op dreef…” Peggy zakt op de bank en laat
haar vriendin praten.
“Ja,” beaamt ze, en “nee, maar als jij het zegt…”
“Wat is er met je, meid.” Anne klinkt gewoon nu. “Zeg op, heb je een
kater of gewoon te kort geslapen?” Het blijft stil. “Peggy, ik kom
nu naar je toe.” Met een resolute klik wordt de verbinding
verbroken. Peggy kijkt naar de hoorn in haar hand, naar de smerige
vloer, naar de kringen op de glasplaat van de salontafel. De zon
schijnt door het zijraam naar binnen en speelt met de stofjes in de
lucht. In de tuin hoort ze vogels kwetteren. Aan de overkant loopt
een jong meisje achter een kinderwagen. Naast haar rijdt een kleine
jongen op een plastic tractor. De wielen maken een ratelend geluid.
Peggy kruipt ineen op de bank en sluit haar ogen. Ze is zo
ontzettend moe. Even maar, denkt ze, even maar.
Anne wil geen koffie of thee. Anne wil weten wat er is.
“Kom Peg, ik ken je toch langer dan vandaag. Je was gisteren al een
beetje down, ik zag het aan je.”
“Ach, het is niks. Alleen weer die vervelende menstruatie. Ik bloed
zo hevig. Ben daardoor wat licht in mijn hoofd, en moe.”
“Waarom heb je de pil dan niet doorgeslikt?” Anne klinkt verbaasd.
“Dat zal mij niet gebeuren, Opoe op bezoek terwijl ik een party
geef.”
“Tja, ik heb er niet bij nagedacht.”
Anne kijkt haar aandachtig aan, neemt dan de kin van haar vriendin
tussen duim en wijsvinger. “Weet je zeker dat er niets anders aan de
hand is? Je ziet inderdaad een beetje pips.”
“Welnee meid.” Peggy forceert een glimlach, kijkt dan zuchtend om
zich heen.
“Ja, van die zwijnenstal hier zou ik ook niet vrolijk worden,”
beaamt Anne lachend. “Weet je wat, zet jij toch maar die lekkere kop
koffie, dan zal ik mijn handjes eens laten wapperen.”
Een dik uur later zwaait Peggy de auto van Anne na, die de straat
uitrijdt. De kamer is keurig, als vanouds.
Boven ligt Maarten nog steeds voor dood op bed. Er hangt een schrale
lucht in de kamer. Peggy zet het raam open en leunt tegen de
vensterbank. Met gevouwen armen kijkt ze op hem neer. Zijn haar
wordt grijs en dun, constateert ze. Verrast voelt ze een spoortje
van genoegen. Een ooglid trilt, blijft half open hangen. De mond is
wijd open gezakt, over zijn kin druipt speeksel. Stoppels van het
slordige scheren. Hij snurkt, ademt haperend. Boven de riem van zijn
tweedbroek puilt een zwemband van vet. Een voet toont de dikke teen
door de kapotte sok, met een lange, zwarte nagel.
Walgelijk, denkt Peggy, en kijkt opzij. Waar is haar Prins op het
witte paard gebleven? De man op bed heeft maar weinig meer van hem.
Wanneer is hij zijn charme kwijtgeraakt? Ze vraagt het zich
verwonderd af. Afgelopen week nog, heeft ze voor hem, ja echt alleen
maar voor hem, die beslissing genomen. Tot het laatst heeft ze
getwijfeld. Zelfs nog toen ze eenmaal binnen was, op die tafel lag,
met haar benen in beugels. De pijn toen een ijskoude eendenbek haar
vagina opentrok.
U hebt nog steeds een keuze, had de arts tegen haar gezegd. Maar ze
had haar ogen stijf dicht geknepen en het laten gebeuren. Voor hem,
alleen maar voor hem.
Een pijnscheut trekt door haar buik. Ze vloeit nog hevig na, ook al
is het nu een paar dagen geleden. Ze heeft het Maarten niet verteld.
Niet dat ze zwanger was, dus ook niet van de abortus. Het feest
moest immers doorgaan. En daarna hun leven, hun keurige leven, als
vanouds.
Maar nu, zo op deze slaapkamer, met Maarten zo op hun bed, verliest
dat leven heel, heel langzaam, zijn aantrekkingskracht. Peggy kijkt
nog eens goed naar de man, die heel diep slaapt. Haar man, naar
wiens pijpen zij danst, wiens kind zij droeg. De man die geen kind
wil, geen verbintenis, en zij…. Ze onderdrukt met moeite een
schreeuw in de holte van haar hand. Langzaam loopt ze naar de
spiegel van de toilettafel en drukt haar gezicht bijna tegen het
glas. Lang kijkt ze in haar eigen ogen. Dan bukt ze zich en trekt
een koffer onder het bed vandaan.
Beneden pleegt ze één telefoontje.
Even later draait de auto van Anne de straat weer in.