Een kleine schepping
Al mijn woorden zijn voor jou te
veel.
Ik heb in je lichaam part noch deel,
...om je nooit meer te vergeten.
Ik nam aan een kleine schepping
deel;
nochthans zou ik willen weten
waarom alles wordt vergeten...
In de morgen zijn mijn woorden ijl,
leger taal waarin ik weer verzeil,
tot ik niets meer zal verstoren.
Als ik stil ben en met jouw verwijl
in mijn woorden ben verloren,
is dit kenbaar als tevoren.
Gebed
Ik trek mijn woorden samen om je
heen.
En dit niets, en dit alles stort
ineen,
en valt weer om je, met je samen.
Ik heb mij nochthans op je
voorbereid,
op deze voor ons onbegrensde tijd,
om deze woorden te beamen.
Ik geef je aan mijn woorden over
(weet dat ik je maar herbetover).
Je moet de ommekeer nogmaals
doorstaan.
Ik voel je om mij heen bedaren,
de as en stof van vele jaren,
want zo zal het wellicht ook mij
vergaan.
Schoonheid
De morgen riekt naar dauw en
miezerregen.
Ik word mezelf gewaar nabij het
graf,
waar ik je aan de zware aarde gaf.
En tussen ons gezegd en tussen ons
gezwegen:
het heeft niet meer als even mogen
zijn,
maar even leek het toch zo het moest
zijn.
Ik weet hoe de maanden zich aanéén
schaarden
en wij als éénheid van elkander
kwamen,
in de nacht toen je tergend van mij
baarde.
Ik weet... Ik herbereken alle
waarde.
Nooit kan ik je schoonheid meer
beamen.
Amechtig mooi verrot je in de aarde.
Evolutie...
Er is nergens vooruitgang te
bemerken,
want alsof slechts de dood
evolueert,
wordt jij dit niets tot wat van jou
resteert.
Je ligt hier stilaan buiten alle
perken.
Het is aan mij, en hoe je je
verweert,
te merken en wat ik heb afgeleerd.
Ik boet. Mijn geest verwart. Mijn
ziel verminkt.
Ofschoon ik mij onmondig bij je
reken,
blijf ik in woord en gebaar telkens
steken.
Maar terwijl alles om me heen
verzinkt,
in deze onuitsprekelijke weken:
je ogen..., die gebroken woorden
spreken.
Trofee
Aan dit meitapijt onttrokken,
in deze bonte zee van groen en goud,
berust dit hoofd, de rode lokken,
een arm en een sok - het is warm
noch koud.
Ik loop de nacht in die ik voor je
was.
Wellicht dat we tesamen horen,
want ik weet immer nog hoe het toen
was,
en wat we ooit door jou verloren.
Nu is het stil – de gebroken nacht
hoeft niet altijd meer te bezwaren.
Ik wilde dat ik je zo weerloos echt
tot een veel later einde kon
bewaren.
Banneling
Ze heeft niet meer aan mij gegeven,
dan ze ooit aan andere mannen gaf;
wat ze gaf, blijft mij bij tot aan
mijn graf
- dat krijg ik nooit meer in mijn
leven.
Ik die ooit als haar minnaar zijnde,
de broze naaktheid van haar leven
zag,
zie het naderende van weer een dag
- wellicht komt aan dit ook een
einde.
Ik krab de pijn met woorden uit mijn
ziel,
om mij nog bij haar af te dwingen.
Zo gaat dat met me en die dingen,
omdat ik gaandeweg niet meer beviel.
Bekentenis
Was het maar bij die ene keer
gebleven...!
Ik had mij meermaals in je
uitgedoofd
(alsof er prijzen waren uitgeloofd).
Ik merkte enkel nog waarom je bleef.
Door de verbetenheid waarmee je
leeft,
heb ik mij door je wonderen zien
zweven.
Maar wat is toch de zin van al dit
lijden?
Is het vreemd dat ook ik aan lijden
wen?
Ik ben een ander, die ik niet meer
ken.
Ik sla de dood als deken om me heen,
want sinds de zaterdag toen jij
verdween:
verlies - wat niet te scheiden viel
gescheiden.
Euneuch
Je ziet in mij de man die jou
verteert,
bespot degene die je heeft
verbannen,
en laat jezelf door anderen
bemannen.
Er is niets meer wat je nog meer
begeert;
er heerst een stilte tussen jou en
vrouwen
(die je door lotsverbondenheid
benauwen).
De kille twijfel die je en je woord
beheerst, ben je, en jij bent weer
de horde,
een eenzaamheid, een zonderling
geworden.
Jij en ik zijn van dezelfde soort.
Ook ik ben aan die soort, zo'n vrouw
ontsproten.
Jij wilt van mij wat ik ooit was:
mijn kloten.
Priesterschap
Ik maak U deel van al maar meer
gedachten,
hoewel we tussen tijd, dimensie
staan.
Nu ik gedwongen wordt meer te
verwachten,
zijn de details mij weer geheel
ontgaan.
Ik moet mezelf van tucht en lust
bevrijden,
terwijl ik van verlangen stil
verbrand.
Ik weet niets meer dan dat ik moet
belijden,
Uw woord waartegen ik niet ben
bestand.
Niemand heeft geweten wat U deed,
en zo U hebt gedaan, was trouw
wantrouwen,
zodat ik in het algemeen de vrouwen,
nog voor ik U in het bijzonder meed.
Kort maar hevig
Er klonk die ongedwongen, volle
lach,
die elke schroom doet overwinnen,
toen ik je in de kroeg laatst
wederzag.
Ik weet dat jij me deed beminnen,
en ooit voldaan vergeten bij me lag.
Er schiet mij verder niets te
binnen...
Weet dat ik mijn ziel zou verspelen
weer met een vrouw als jou te wezen!
Maar zo jij bent, zijn er gelukkig
zat.
De tijd kan wonden toch wel helen.
Ik zeg tot elke vrouw bij deze:
ik heb je kort maar hevig liefgehad.
Sprookjesprins
Je vleidde je romantische gedachten
met de komst van een mooie
sprookjesprins.
Anachronismen zijn juist alleszins,
tenzij ze tijdloos zijn of waard
verwachten.
Dit patroon had met erotiek te
maken;
de jongeling had zelfs geen eigen
naam.
Zijn schaduw was de ademtocht der
faam
vooruit om de nacht met je door te
waken.
Maar jij, ...de Assepoester op mijn
bal,
hoe kun jij aan op één schoen lopen
wennen?
Kun jij me op dit bal alsnog
herkennen?
- dit feest waarop ik je ontlopen
zal.
Homerus
De voldoening die dit roerig hart
eens raakte,
is verdwenen, want toen ik je
laatstens zag,
waren het dezelfde lippen die
verzaakten
- ooit was dit een onverhoopte
tegenslag.
Het was je nieuwe vriend en
teerbeminde,
die je heel bekwaam ter sprake
bracht,
'dat hij de éénoog is in het land
der blinden',
alsof je wist dat ik op je had
gewacht.
Niettemin bedacht ik naar je toe te
neigen,
maar de woorden kwamen zoals
destijds niet.
Bij jou ben ik als een vogel zonder
lied:
één der blinden, zo één die moet
zwijgen.
Fysica
Mijn woorden buigen als licht om je
heen,
en stilaan alomvattender bij vlagen
durf ik het aan om me bij jou te
wagen.
We trekken aan en vallen weer
uitéén.
Na één van deze weldoorwaakte
nachten
mag ik met jou niet meer dan dat
verwachten....
Ik ben op dood en leven ingeschreven
en heb je met mijn dolen verontrust
Na elk moment met jou duur ik maar
even.
Ik heb mij ergens voor je
uitgezonden,
de lakens van je bed als tijd
gekust.
Ik raak zoek en word telkens weer
gevonden.
Overpeinzing
Steeds stiller nog aan dit infuus
geklonken,
lig ik met te veel woorden overdekt
in dit door jou verlaten bed
verzonken.
Ik heb het onontdekte weer ontdekt -
in deze staat slechts reddeloos
verloren.
Ik kan je niet meer ruiken, zien of
horen.
In deze dodencel en zonder woorden
hijgt ‘t leven wat ik schiep en weer
vermoordde.
Ik denk weer aan wat ik nog meer
vermeed.
Want waarom zou het je niet
berouwen,
mij zo weer en mijn leven zien
herkauwen?
Aan wie zijn mijn gedachten wel
besteed?
Wild waait de wind...
Niemand weet wie ik ooit was
en wat de meesten in mij zochten,
is er niet - als het er ooit was.
'Wild waait de wind in wijde
bochten.'
Niemand weet wie ik ooit was
maar eenzaam in de diepste krochten,
vond ik terug wie ik ooit was.
'Wild waait de wind in wijde
bochten.'
Niemand weet wie ik ooit was
maar niettemin heb ik gevochten:
ik was Hem die jij in mij las.
'Wild waait de wind in wijde
bochten.'