1
Eerste
les
Zich
het zand uit de ogen wrijvend
als
natte zeehondjes in zonlicht
zitten
aan de rand van hemel en aarde,
golfjes
worden tot aan de navel.
Hij
had drijvend zeewier kunnen zijn
of
misschien de aangrijpende kwal
die
later gespietst op het zand
tot
een straaltje zeelicht verdroogde.
Maar
ingewijd in het fluisteren van
helm
en zeekoraal, en het hese gejuich
van
de zee, druppelde onwerelds licht
in
het natte zand van zijn ziel.
2
Schoolslag
De
bedaagde, door het leven geschoolde
gaat
zijn recht niet te buiten.
De
getrokken baantjes tellen als jaren
voor
het beurtschip in rustig vaarwater.
Een
ondiep spoor achterlatend
lijkt
hij de menselijke weg af te leggen
van
snel oplossend schuim. Zelfs hoog gespatter
komt
nooit uit boven de rand.
Soms
neemt hij rust aan de kant,
praat
over niets, over wind en regen,
de
temperatuur van leven en dood,
een
zwaarwichtige late Romein in zijn badhuis.
3
Crawl
Waarom
moet hij, zich wentelvlug
door
het water ploegend, soms denken
aan
Wiekslag om de Kim, aan meeuwen
in
de branding van de Hondsbossche ?
Hij
herinnert zich nooit zo gedoken
te
zijn in Winter aan Zee als toen
hij
bevlogene haar had verloren
tijdens
die hete zomer aan zee.
Bovenarms
beurtelings bewegend
brak
hij de branding, het beeld
van
de vrouw die schreed alsof zij
nooit
sterven zou verzonk in het zand.
4
Vlinderslag
Gedachteloos
doelgericht doende
leert
de aanbeden badmeester,
wijsgeer
van lucht en water,
je
in n dag vliegen.
Elk
barstend moment van ontplooiing
verbrijzelt
de vlinder de spiegel;
zo
stijgt de zonnegod op
uit
zijn bed van opspattend schuim.
Een
uit onmenselijk donker opduikend
gevleugeld
lichaam van een jonge god
vertrouwt
hij je toe voor de duur
van
een zomerse jeugd.
5
Rugslag
Ruggelings
zwemmend. We hadden voor elkaar geen aan-
dacht.
'k Zag vliegtuigen door de wolken boren,
achter
de horizon was het geschut te horen.
We
stieten zacht tegen elkander aan.
Van
zijn voeten waren schoenen losgegaan,
ze
waren in het dood getij verloren.
Hij
droeg een uniform met toebehoren,
't
was de bevrijder, een Amerikaan.
Ik
trok zijn lichaam tegen het talud,
het
was zo zwaar van water en van dood,
met
op de rug een dichte parachute.
Ik
kon hem niet meer redden, mijn piloot,
de
meeuwen brachten krijsend een saluut,
hij
grijnsde zacht zijn witte tanden bloot.
6
Duiken
De
glanzende zweefduik van vogelvismens
die
hij in zijn dromen is,
ontglipt
hem telkens als hij staat
op
de uiterste rand van de duikplank.
Dan
voelt hij de afzet, voeten op hout.
Met
armen die lijfelijk zijn en zwaar
lichamelijk
uitgroeien boven zijn hoofd
staat
hij op zijn standplaats.
Even
is hij standbeeld, verzwaard door
de
aandacht van zijn bewonderaars,
steeds
verder weggestapt uit zijn dromen
stort
hij in het water, een rollende steen.
7
Tropisch
zwemparadijs
Een
weeë lucht van hitte, zweet, urine,
week,
wit vlees, rooduitgeslagen huid,
vuil
gebladderd gips, schilfers van
schubben.
Mijn maag zit in de lift.
Om
niet te struikelen over ledematen,
borsten
en billen, om niet vervleesd te worden
in
deze volgestouwde slagersetalage
stort
ik mij in het lauwe dode water.
Maar
bovendrijvend tussen al die hoofden
waan
ik mij in de Hel van Dante, Canto VII
Voor
mij geen tocht naar het Tropisch Paradijs.
Wie
hier al binnen is, laat alle hope varen.