OVER
DE DICHTER LOU VLEUGELHOF
Wim
Lavrijsen in gesprek met Lou Vleugelhof over poëzie
In
cultuurcentrum De Hofnar in Valkenswaard werd op zaterdag 27 januari
2001 de winnaar bekendgemaakt van het poëzieproject Hadjegedicht?!
Meer dan driehonderd inzendingen rond het thema ‘moeder’ werden
beoordeeld door een publieks-jury. Dat leverde twaalf genomineerde
dichters op. Uit die groep werd door de pers-jury een overwinnaar
worden aangewezen. Ook kwamen die avond vier ‘professionele’
dichters naar De Hofnar om voor te lezen uit eigen werk, onder wie
Lou Vleugelhof. Met hem had verslaggever Wim Lavrijsen een
vraaggesprek.
Lou Vleugelhof:
"Door te schrijven kun je vorm geven aan je leven."
‘Een gedicht is
nieuws over gewone dagelijkse dingen.’
‘Een goed gedicht zet het bestaande in een nieuw licht.’
Twee
zinsneden uit de inleiding van het poëziebundeltje 'Zee & land;
gedichten over Zeeland'. Een fraai bundeltje met vijftig gedichten
over Zeeland dat ruim een jaar geleden werd uitgegeven ter
gelegenheid van de Week van het Zeeuwse Boek. De regels zijn
afkomstig van de man die de vijftig gedichten uitzocht en van een
inleiding voorzag: de 75-jarige dichter Lou Vleugelhof.
Aan
de tafel in zijn Waalrese woning wil Lou Vleugelhof het belang van
die regels – en dus van de wens in poëzie oorspronkelijkheid
tegen te komen - graag nog eens onderstrepen. ‘Als je gedichten
leest, hoop je voortdurend een nieuwe kijk op het menselijk bestaan
aan te treffen’ zegt hij. Hij benadrukt dat hem daarbij geen
hoogverheven gedachtegoed voor ogen staat met misschien wel de
pretentie de grote problemen van de wereld inzichtelijk te maken.
‘Nee, het gaat erom dat ene ideetje aangereikt te krijgen dat over
de meest simpele zaken uit het dagelijkse leven een ander licht laat
schijnen. En dat daardoor kan bekoren.’
Niet
alleen bij het lezen van gedichten is oorspronkelijkheid voor Lou
Vleugelhof een belangrijke voorwaarde. Ook bij het schrijven vormt
ze voor hem een wezenlijke drijfveer. De laatste jaren heeft die
speurtocht naar oorspronkelijkheid een bijna letterlijke invulling
gekregen. Lou Vleugelhof is in zijn letterkundige werk op zoek
gegaan naar zijn eigen oorsprong. Naar het land en de cultuur van de
provincie Zeeland, waar hij in 1925 werd geboren en waar hij zijn
vroege jeugd doorbracht.
De
al genoemde bundel 'Zee & land' is er een voorbeeld van. Maar
ook tientallen essays over het Zeeuwse literaire leven in de
Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) getuigen ervan. Dan zijn er nog de
vele gedichten – geschreven in het Zeeuwse dialect – die hij de
laatste jaren gepubliceerd heeft in het tijdschrift Balustrade. En
ten slotte is er deze maand een bundel van hem uitgekomen met enkel
Zeeuwse gedichten: 'Aol Zeęuws Vandaege'.
Moedertaal
Lou
Vleugelhof: "Ik heb het Zeeuws herontdekt als mijn eerste taal,
als mijn moedertaal. Dat is een hevige confrontatie geweest. Als
kind heb ik altijd dialect gesproken, maar na mijn twintigste
nauwelijks meer. Pas een paar jaar geleden heeft een Zeeuws
tijdschrift mij ertoe aangezet om weer met dat dialect aan de slag
te gaan. Dan ontdek je, ook tot je eigen verbazing, dat de diepste
lagen van de taal liggen in de taal die je van je moeder geleerd
hebt. En in die taal komt alles van je jeugd weer naar boven."
Die
herontdekking van de jeugd zit, zegt Lou Vleugelhof, vooral in heel
zintuiglijke waarnemingen: voelen, proeven, ruiken. Maar ook in het
concreet benoemen van concrete zaken. "Door vanuit die aanpak
met poëzie bezig te zijn, proef je je eigen jeugdervaringen weer
heel sterk. Je hanteert de woorden die je vroeger gebruikte om
dingen een naam te geven, de noemwoorden. Je bent daar ook op
aangewezen omdat het dialect amper abstracta kent. Dat heeft dan als
gevolg dat je heel concreet dicht over je allereerste
levenservaringen.’
Gedichten
moeten sowieso concreet zijn, vindt Lou Vleugelhof. ‘Want poëzie
heeft meer te maken met intuďtie en gevoel, dan met verstand.’
Hij haalt een foto tevoorschijn. Zijn moeder in traditioneel Zeeuwse
klederdracht. ‘Ik heb diverse gedichten geschreven over het aan-
en uitkleden van mijn moeder. Heel precies over hoe dat ging: van
spelden naar weer de volgende spelden. Dat was een ritueel. En zo’n
ritueel kun je toch veel makkelijker in het Zeeuws verwoorden. En
ook mooier. Daarom zal ik zo’n gedicht nooit in het algemeen
Nederlands vertalen, want dat wringt.’
’s-Heerenhoek
De
allereerste levenservaringen van Lou Vleugelhof. Ze zijn al een paar
keer genoemd. Waar lagen ze? ‘In het vooroorlogse ’s-Heerenhoek,
een katholieke enclave in het verder protestantse Zuid-Beveland.’
Lou Vleugelhof werd er geboren als Lou de Jonge. In het ouderlijk
huis waar heel nadrukkelijk een leescultuur aanwezig was,
vertegenwoordigde zijn moeder de Zeeuwse traditie, terwijl zijn
vader als vertegenwoordiger in boomkwekerijproducten ‘de moderne
wereld’ binnenbracht.
Na
de lagere school zegt Lou Zeeland vaarwel. Hij gaat naar het
klein-seminarie in Haarlem, waar hij zijn priesterlijke roeping
weliswaar aan zich voorbij ziet gaan, maar dat hem in elk geval wel
een gymnasiumdiploma oplevert. Via een korte instroomcursus wordt
hij onderwijzer, maar al gauw begint hij een studie Nederlands in
Den Haag en Leiden. Met zijn bevoegdheid om les te geven aan een
middelbare school, komt hij min of meer bij toeval in Eindhoven
terecht. Hij wordt docent Nederlands aan het Lorentzlyceum. Trouwt,
krijgt kinderen en wortelt zich min of meer in het Brabantse. Het
lesgeven bevalt hem uitstekend. Is actief in schooltoneel en –
cabaret.
Dat
brengt hem ertoe een nieuwe studie op te pakken. In Amsterdam
studeert hij af in drama. Geeft in Utrecht een tijdlang les aan de
Academie voor Woord en Gebaar, maar ontdekt dat die drukke baan zich
moeilijk laat combineren met een gezin dat in Brabant woont. Lou de
Jonge besluit zijn werkkring opnieuw in Brabant te zoeken en wordt
in 1971 in Tilburg aangesteld als docent taalbeheersing en drama aan
het Mollerinstituut, de nieuwe lerarenopleiding die dan net van
start gegaan is. Hij blijft er twaalf jaar en gaat dan met vervroegd
pensioen.
Al
in het begin van zijn loopbaan belandt Lou de Jonge in de literaire
wereld. Hij is al een hele poos bevriend met Michel van der Plas en
komt zo in contact met dichters als Frans Babylon, Harriëtte Laurey
en Nico Verhoeven. Het zijn in die tijd – zo vlak na de Tweede
Wereldoorlog – de hemelbestormers die de Nederlandse poëzie een
nieuw en fris aanzien willen geven. Overigens neemt Lou de Jonge in
die groep een heel bescheiden plaats in. ‘Ik heb nooit de behoefte
gevoeld om vooraan te staan met publiceren.’ De Jonge voelt een
zekere drang naar anonimiteit en bescherming. Dat is een van de
redenen waarom hij besluit zich een schuilnaam aan te meten. Hij
kiest voor de naam Vleugelhof, een verwijzing naar de Zeeuwse
boerenhoeve waar zijn vader opgroeide.
Ondanks
De Jonges wens om op de achtergrond te blijven, komen de publicaties
er wel. In 1947 is er de debuutbundel 'Triple Alliantie' en een tijd
later verschijnt 'Oorsprong', de tweede bundel waar hij een
stimuleringsprijs voor krijgt.
Zijn
oeuvre groeit. Behalve poëzie schrijft Vleugelhof ook twee romans
en een paar toneelwerken. Toch neemt hij heel bewust het besluit om
niet ‘van de pen te gaan leven’. ‘Schrijven is een heel
solitair gebeuren. Dat paste mij niet zo. Ik ben een sociaal mens en
heb bovendien altijd veel plezier gehad in lesgeven.’
Levensbehoefte
Niettemin:
na zijn pensionering werpt Lou Vleugelhof zich weer volledig op de
solitaire schrijfactiviteiten, vooral poëzie. ‘Poëzie is een
primaire levensbehoefte. En met schrijven kun je vorm geven aan je
leven. Daarom hebben poëziemanifestaties als Hadjegedicht mijn
volledige steun. Iedere activiteit ten gunste van poëzie, of kunst
in zijn algemeenheid, moet je stimuleren. Ik geloof nog steeds in de
opvoedende waarde van kunst. We moeten dat koesteren want er is al
meer dan genoeg leeg goed in onze samenleving.’
In
zijn gedichten wil Lou Vleugelhof een tegenwicht geven aan al dat
‘leeg goed’. Bijvoorbeeld door zich te verzetten tegen de wijze
waarop de moderne mens vervreemd is geraakt van de stilte, een
gewaarwording waar de mens van nature vertrouwd mee is. Het leven
begint en eindigt ermee. In het titelgedicht 'Verloop van stilte'
heeft Vleugelhof dat prachtig verwoord:
Verloop
van stilte
Het
begint in de schoot van de moeder
met
geklop heel zacht van bloed in de vaten
zo
zacht dat je pas na negen maanden
wakker
wordt met een schreeuw in de ruimte.
Dan
loopt ze verder, de stilte, als een wolk
aan
de hemel op vleugels van wind en regen
en
trekt ze een vluchtig schaduw
over
water en land van belofte.
In
het donker maakt ze het meest geluid,
dan
groeit ze, wordt groot en bedreigend
dat
je bang wordt haar tegen te komen
in
haar volle lengte en breedte, de stilte.
Nooit
laat ze zich pakken en vasthouden,
nooit
gaat ze naast je liggen als een geliefde.
Soms
lijkt ze meer op een zwerfhond
die
onbetrouwbaar is en blaft in je slaap.
Je
moet er mee op vertrouwde voet zien te komen,
eens
komt ze, de stilte, verleidelijk groot,
er
nooit helemaal aan gewend, moet het ineens
en
vraag niet waarom, geen mens die het weet.
|