1
Verzadigd
van drift
en
hoge ruimte
zingt
de polder.
Vleugelschrift
van
vogelen doordringt
de
lucht en dit zal wijder
zijn
dan water en lucht.
De
boer is een sterk strijder,
zolang
oogst
in
het verschiet ligt.
2
Ik
houd de aarde omvat
zoals
de zee.
Wat
kan groter zijn dan macht
over
zaad en voorjaarsnacht,
over
de regen en de storm?
De
vreugde van een glimworm
trap
ik moedwillig plat.
3
Wie
werpt het zaad verloren
tot
sterven in de schoot
van
ingebeten voren?
De
boer groeit, als zijn koren,
uit
stervensnood
en
waait, door wind herboren,
voorbij
de dood.
Vangt
bij gekras van raven
niet
ieders ddoodslied aan?
Met
duizend glazen staven
rinkelt
het graan.
4
Schamel
en ter dood
vervallen
smeulde
nog
vuur.
Wind
en voorjaar heulden
samen
en een smalle
sintel
waaide
sprankelend
tot vuur.
5
Soms
ben ik als de aarde:
zwart
en nat en verborgen.
Omdat
de ploeg mij niet spaarde,
ben
ik als de morgen
vol
gebarsten licht, van zorgen
na
een moeilijke nacht.
Zo’n
nacht pakte mij beet
als
wind, die adem afsneed.
6
Boeren
oogsten zware zangen
van
het hart en van het veld.
Uit
een zomer vol geweld
wordt
het voorjaarszaad gevangen.
7
Ontwaakt
en weest verloren
waar
vlammend de papaver gloeit
tussen
het blonde koren.
Want
weet, dat hier een
hart
vervloeit
tot
stromend vuur.
8
Wie
zal het zaad behoeden,
de
regen en de wind
tot
in het hart bevroeden?
Zolang
ik paden vind
zullen
mijn stappen klinken
en
mijn kracht zal niet wegzinken
in
Doods afgrond.
9
Zo
kan de zomer klagen:
Het
walmende lied van de zon
kondigt
tegenspoed
en
sterfte aan hagen.
Ik
kon de lichtvlagen
om
hun overmoed
nimmer
verdragen.
10
Zozeer
vervallen zijn de dagen
aan
schemering en grauwe dood,
dat
ik mijn leven heimelijk moet dragen
tot
in de bermen van een sloot,
waar
onverwacht het licht komt vlagen
in
een nog niet ontredderd uur.
11
Zonder
wil en blind
dwalend
langs de sloten
van
dit land, begint
in
mij begeren:
hoog
en sterk,
als
wind door mij heen gestoten,
stijgt
storm.
Er
schreit een kind
om
mijn somber oog
en
het verzwindt,
wijd,
in een boog.
12
Als
wij ver wegzerven
naar
de kimmen van wee,
drijft
de wind van sterven
gestadig
zaden mee
die
niet tot vrucht geraken.
En
er is achterland noch ree
voor
een schip dat aan de zee
niet
kan verzaken.
13
Als
ik de dalkom
indaal,
zwijgt het licht
achter
mij. Ik krom
mijn
rug van angst
om
dit eenzaam gericht.
Een
sperwer lost de vangst
als
ik er wederkeer:
nu
bemin ik mijn adem méér
dan
God de wind.
14
De
avond nadert:
van
onze droom
heeft
zich de geur vergaderd
onder
de loom
geloken
schemerval.
Zeewaarts
is de schal
der
zonnevogels doodgebloed.
Land-over
is de vrees
Diep
en verwoed.
15
Als
ik het duister
aanrand,
is het licht achter mij.
In
het riet zijn fluister-
woorden,
zo nabij,
dat
mijn snelle hand hen raakt.
Dan
bijt een otter mij
En
ben ik naakt.
16
Het
einde besluipt mij
als
een winter: kil,
tot
in de nerven vochtig.
Er
komt geen adem vrij,
de
ziel zwijgt achterdochtig
en
luistert.
Maar
het land is stil.
17
Heft
de boer een handvol aarde:
heeft
hij niet zichzelf genomen,
losgescheurd
van moeder Aarde
te
verwaaien op de wind?
Neemt
de boer een handvol water:
wast
hij niet in eigen tranen
al
het leed dat hij bezit?
Neemt
de boer zijn zoute tranen
en
hij wast de Aarde wit.
Wit
van oogst en wit van leven:
velden
worden wit van licht.
18
Hoog
en eenzaam stort
het
licht zich
over
veld en beemd en kruid.
Zelfs
wat de dood was:
het
omgordt zich
en
de stilte baart geluid.
19
In
die verborgen uren
ritselt
de eeuwigheid:
het
leven kan niet duren,
maar
sterven is zo wijd.
20
Eenmaal
zal, verlost
van
zwaarte en ontkluisterd
aan
geheimen, alle bloed
[ontluisterd?]
rijmen
op
het ruimteloze woord.
21
Eeuwen
zonder onderscheid
bloeien
op als nooit tevoren.
Geuren,
die verloren
waren,
worden uit het niet
herboren:
en hun lied
is
eeuwigheid.
Leo
Boekraad werd geboren in 1914 in Boskoop. Vanaf 1947 woonde
hij in Noord-Brabant, waar hij werkzaam was als leraar en als
journalist. Hij is de auteur van:
-
Diapora
– Volksliedjes uit vele landen
-
Het
zingende licht
-
Van
Licht en schaduwval
-
Het
toornig woord
-
Valse
Triste - Kamp Amersfoort 1944
-
Mijn
jongen is dood (1959; ook opgenomen in ‘Brabantia Nova’,
1954)
-
Eeuwig
seizoen
-
Letterkundig
ABC
De
gedichten van Boer & Polder verschenen in 1978 als uitgaven
van de Brandon Pers, en in 1980 als herdruk bij Boekhandel
Gianotten, Tilburg.