Nieuwe
Tilburgsche Courant - zaterdag 25 juni 1927
In en rondom de herberg
Wanneer wij
in de oude papieren, die op de geschiedenis van het
Tilburgsche leven betrekking hebben, snuffelen, dan vinden
wij, zooals elders, dat de herberg ook hier in het
dagelijksche leven een voorname rol gespeeld heeft. Zooals
wij reeds vroeger hebben medegedeeld, zijn er van de
opschriften, uithangteekens der herbergen en de namen der
bezitters slechts weinige bekend gebleven. Zooals nog heden
ten dage vonden ook in vroeger eeuwen verkoopingen in de
herbergen (wij zullen dit instituut voorloopig maar zoo
noemen) plaats. Ja, meer nog dan heden waren de herbergen
het tooneel van 't openbaar leven.
In het jaar
1765 wordt een zekere Daamen genoemd als bezitter van de
herberg waar 't gilde van Sint Sebastiaan zijn gildekamer
had. In het jaar 1766 zou Prins Willem V te Tilburg zijn
intrede doen en werden de bewoners van eenige hertgangen
verzocht om de wegen in orde te komen maken (1). Punt van
samenkomst was de "Roode Haan", een herberg op de Veldhoven.
Het desbetreffende stuk, dat bij roffelslag door den vorster
(veldwachter) werd voorgelezen, luidde aldus:
Publicatie:
Heeren
Drossaert en Scheepenen dezer Heerlijkheid Tilborgh en
Goirle, doen bij dezen alle inwoners van de Hertgangen, de
Kerk en de Veldhoven (dit waren de voornaamste wijken)
oproepen en aanseggen, dat zij, te weeten een ider die kar
en paard hebben, ider een man met een schop moeten
compareeren, op aanstaande Dijnsdag, zullende zijn den 10
July 1766, des morgens te seeven uren, op de Veldthoven
alhier, aan de huysinge, genaamt den Rooden Haan, bewoond
wordende bij Gerard Jan van de Pas, om van daar door de
Heeren Commissarissen geëmployeert tot reparatie van de
gemeene weegen op verscheyde plaatsen binnen deeze
Heerlijkheyd, ten eijnde dat bij de opparente doorpassering
van zijne Doorluchtigste Hoogheyt Prince Erffstadhouder,
alle deselve weegen irreprochabel en hoffelijk mogen
bevonden worden; alles op de boete ende poene van ouds
daartoe staande, waarvoor de gebreekige zonder conniventie
zullen worden geëxecuteert, eenider houde zig daarvan
gewaarschouwt en verhoede zig voor schade.
Actum in
vergadering van Heeren Drossaert en Scheepenen voorszegd den
sevenden Juny 1700 ses en segtich.
w.g. PIETER
COSTER, secretaris.
Zooals men
ziet was dit een soort belasting, die echter door eenigen
gedragen werd; de tegenwoordige betaling van dergelijke
karweitjes wordt eenigszins meer rechtmatig gedaan. De
herbergen van dat jaar hadden met het op handen zijnde feest
'n goede paar dagen. Toen de Prins te Tilburg was
aangekomen, nam hij zijn intrek om zich wat te verfrisschen
en uit te rusten van de vermoeienissen der reis in de
herberg "Het Zwaard" op de Vrijdagsche Markt, waar de
pronkkamer voor hem in orde was gemaakt.
De naam
herberg vindt trouwens zijn oorsprong in het doel van dit
instituut nl. herbergen. Reeds vanaf de eerste tijden, toen
de volken zich over de aarde gingen verspreiden en de
ruilhandel tusschen die volken 't noodig maakte, dat
onderhandelaars groote reizen gingen ondernemen, kwam
behoefte aan inrichtingen waar aan die reizigers onderdak
werd verleend. In latere tijden, toen meer georganiseerde
staten de verschillende volken onder een regime brachten en
afgezanten de communicatie onderhielden, kwam het instituut
nog meer naar voren. Zij, die iets meer dan gewone studie
van onze vaderlandsche geschiedenis maken, zullen vooral in
de 15de, 16de en 17de eeuw vele namen van herbergen in Den
Haag ontmoet hebben, waar de onderhandelaars van Frankrijk,
Engeland en Duitschland hun onderdak vonden.
In de
middeleeuwen vonden de verre reizigers vaak onderdak in de
kasteelen der edelen en in de kloosters. Elk kasteel of
klooster had dan een of meer vertrekken, die voor dat doel
waren aangewezen en dus als herberg dienst deden. Dit werd
vooral gedaan omdat de veiligheid langs de wegen van dien
aard was, dat de reizigers, die vaak zaken van waarde bij
zich hadden, ook onder hoede genomen moesten worden. Men
wil, dat de naam kastelein, die identiek is aan den naam van
herbergier en ook nu nog veelvuldig gebruikt wordt, van deze
oude gewoonte is afgeleid geworden.
Een
kastelein was dus een kasteelheer, die aan de reizigers
onderdak verschafte en dit in de meeste gevallen ook gratis.
Als eenige tegenprestatie gaf dan de reiziger mededeeling
van hetgeen hij onderweg had ontmoet ofwel hij speelde als
courant en bracht allerlei nieuwtjes over. Deze verhalen
werden dan 's avonds verteld, wanneer de reizigers weer wat
op verhaal (men zie hieruit de oorsprong van 't woord op
"verhaal komen") gekomen was, rondom den haard, waar de
geheele familie, incluis bedienden, verzameld was. De
reiziger had zich tegoed gedaan aan de tafel van zijn
gastheer, was uitgerust en kon zijn verhaal beginnen. Onze
hedendaagsche caféhouders, die voor de eer van hun stand
opkomen en dit ook met recht kunnen doen, zien in de
afleiding van het woord kastelein van kasteelheer een
argument voor hunne beweringen.
Wij zijn
echter iets afgedwaald en komen nu weer tot onze Tilburgsche
herbergen terug. Men heeft meermalen getracht den oorsprong
van den naam "Roode Haan" van 't hedendaagsche kegelpaleis
aan het Wilhelminapark op te sporen. Van de eene zijde wil
men, dat de herberg meermalen door brand, in den volksmond
de roode haan, geteisterd is en men als een uitvloeisel van
bijgeloof er maar een rooden haan op gezet heeft. Werkelijk
heeft er steeds op de oude herberg een ijzeren weerhaan,
rood geverfd, opgestaan. Bij de laatste verbouwing is er
deze weerhaan niet meer op teruggeplaatst en nog aanwezig.
De heer Verhoeven, eigenaar van het café, die zooals men
zegt dit uithangteeken nog in zijn bezit heeft, zou er het
museum een genoegen mede doen dit af te willen staan.
Wat de
oorsprong van den naam aangaat, hebben wij wel eens hooren
beweren, dat in vroeger eeuwen daar ter plaatse een edelman
woonde, die in zijn wapenschild een roode haan voerde. Dit
heeft echter o.i., hoewel de kleur rood in de heraldiek een
voorname plaats inneemt, maar een klein glimpje van
waarschijnlijkheid. De meest voor de hand liggende en
waarschijnlijke oplossing is deze: de bewoner van de herberg
wilde aan de omgeving steeds de windrichting aangeven,
plaatste een weerhaan op 't dak, schilderde deze rood en de
volksmond doopte de herberg "de Roode Haan".
In vorige
eeuwen tapten de Tilburgsche herbergiers voornamelijk bier,
dat in en om Tilburg gebrouwen werd. In 't jaar 1732 echter
had het bier uit Diest, eene plaats in België, hier echter
eene goede vermaardheid gekregen. De Tilburgers hadden er
danig den smaak van beet, vonden het lekkerder dan het bier
van de Tilburgsche brouwers en lieten deze met hun bier
zitten. Deze brouwers, die hun bestaan bedreigd zagen,
gingen naar Drost en Scheepenen en vroegen om bijstand in
deze concurrentie. Het gemeentebestuur ging nu den import
van het buitenlandsch bier verpachten, terwijl tevens de
volgende maatregel werd genomen: Ieder herbergier, die
Diestersche en andere buitenlandsche bieren tapte, zou per
jaar honderd gulden te betalen hebben, boven hetgeen hij van
andere dranken betalen moest (2). Dit viel den herbergiers
te zwaar en het Diestersch bier had afgedaan, zeer ten
ongerieve van de bierdrinkers. Het gemeentebestuur van Diest
werd nu door de brouwers van zijne gemeente lastig gevallen,
waarna Drost en Schepenen van Tilburg van uit Diest den
volgenden brief ontvingen:
Mijne
heeren,
Alsoo ons is
ter kennis gekoomen, dat UEd. ieder huys van UEd.
Jurisdictie alwaer men Diesters bier was vercoopende, hebben
belast met honderd gulden 's jaers ende dat waerschijnelijck
om het voorsegde bier alsoo tacitelijck te verbieden ende
dat sedert deselve belastinge al eenige hebben naegelaeten
't voorszegde bier te vercoopen, ende nog andere staen 's
selve te volgen, daer nogtants de laekens die UEd.
onderdanen alhier ende geheel Brabant door zijn vercoopende
niet meer belast en sijn nog en worden als andere, soo
sullen wij genootsaekt worden om recours te nemen tot de
Heeren Staeten van Brabant ende hun 't selve te kennen
gevende bidden van eenen middel te vinden om de voorsz.
belastinge te doen cesseeren, hetwelk wij verhoopen dat UEd.
sullen voorkomen met dien last te vernietigen ende in 't
toekoomende de huysen daer van ons bier verkoght wordt niet
particulirelijk te belasten, waerop ons vertrouwende,
blijven met offer van onse diensten, mijne Heeren UEd.
ootmoedigste ende dienst bereidste dienaeren.
Die
Borgemeester ende Scheepenen der Stadt Diest.
w.g. G.J. v.
ZURPELE, secretaris.
Drost en
Schepenen van Tilburg maalden weinig om de bedekte
retorsiemaatregel omtrent onze laekenen en antwoordden zeer
diplomatisch als volgt:
Edelagtbare
Heeren! (3)
Den
president en scheepenen der heerlijckheden van Tilborgh en
Goirle, UEd. agtbaere missive van den 15n deser becoomen
hebbende, hebben daeruyt onder andere met veele bevreemdinge
gesien, de manaces daerbij gedaen; voorcoomende onser
dunckens uyt verkeerde rapporten aen Uw Ed.agtbaere gedaen
van een hoop al te seer geïnteresseerde menschen soo binnen
Uw Ed.agtbaere stadt als dese heerlykheyt (4), waeromme die
met stilzwijgen passeeren sullen U.Ed. Agtb. eens gelievende
te beschouwen dat de regenten in de Meijereije van 's-Bosch
en geheele generaliteyt geen magt hebben eenige belastinge
op waeren te stellen, maer dat sulx van den sauvereijn
dependeert, bij welcke de buytenlandsche bieren met den last
van eenen gulden per ton, voor 't incoomende regt beswaert
is, en drie gulden en tien per ton in den impost, dan sullen
uw Ed.agtb. gemackelijk connen bevroeden dat de gedane
taxatie soo can geduyt werden, maar het contrarie uyt die
tauxatie aff te leiden is, geconsidireert den impost der
drancken aan de plaatse en heerlijckheden in de Meijereije
op een seekere vaste somme den lande op te brengen
aangeschreven sijnde, sijn de regenten daerbij ook
geauthoriseert die sommes bij taxatie over haere ingesetenen
te vinden, 't geene de minste embragie en costen niet alleen
is, maer daerdoor werdt ook voorgecoomen, vele vextie der
op- en ingesetenen en van diegene die bieren voeren inslaen:
der soo
hebben de regenten de tappers buytenlantsche bieren
tappende, sonder onderscheyt van Diestersche, Luykse,
Leuvense, Honggaertse, Hamburger, Bremer of van andere
steeden en plaetsen getaxeert op seeckere somme die moelick
is en mackelijck bij een tavernier (herbergier) van
buytenlantse bieren op te brengen is, in een plaets daer
veel geconsumeert wert die bij aengevingh alhier tweemael
sooveel en meer als de taxatie is, soude moete opbrengen,
soo maer de bieren van Uw Ed. agtb. stadt smaeckelijck en
aengenaem voorquamen als andere, en gelijck des die
voorttijts wel sijn gemaeckt en gebragt geweest. Den mens
wil immers sijn smaeck hebben en die gaet ter markt daer hij
den dranck het aengenaemste vind, het Diesters segge, is wel
eertijds geweest. Com mannen naer de Curs, daerdoor wiert
verstaen de plaets off herbergh daer het beste bier was,
daer liep men na toe en geloove dat het nog soo is, oock wil
de neeringh niet gedwongen weesen, waermede verhoope aen
UEd.agtb. intentie voldaen te hebben, blijven naer pretentie
van dienst en naer UEd.agtb. in de protexie Godes bevoolen
te hebben met alle estimes.
w.g. J. DE
JONG, Secretaris.
25 Februari
1733.
P.S. 't
Incomende regt en impost werd bij UEd. agtb. aengesien
alleen gedaen te wesen om de bieren van UEd.agtb. stadt te
benadeelen en tacite te verbieden.
De brief van
secretaris de Jong is vol Hollandsche breedsprakigheid. De
Diester vroede vaderen en brouwers hebben er alleen uit
begrepen, dat de Tilburgsche regeerders zeggen wilden: die
dan toch een lekker potje bier wil hebben, die moet er maar
een minder nemen of een cent meer betalen. De Tilburgers
schikten zich echter dra in hun lot, waren zuinig, gingen
toch nog evenveel naar de herberg en dronken het bier van de
13 Tilburgsche brouwers. Heden ten dage zou men het
Trappistenbier niet meer willen missen.
GERARD VAN
LEYBORGH
1. Dit
schijnt bij elk hoog bezoek te moeten worden gedaan, want
zoo zag men ook bij het jongste bezoek van H.M. de Koningin
aan Tilburg Publieke Werken ijverig bezig om de wegen in
orde te maken.
2. Toen wist
men wat protectie was, onze Tilburgsche fabrikanten zouden
van een dergelijken maatregel smullen.
3. De
Tilburgers kenden beter de titulatuur.
4. De
Tilburgsche bierdrinkers hadden ook liever het Diestsch.