Nieuwe
Tilburgsche Courant - zaterdag 12 februari 1927
Iets omtrent de Kerk van
't Heike 3
Vóór dat de
nieuwe kerk gebouwd werd, stond de oude toren meer vrij en
gaf als toren meer reliëf, zooals dat ook bij de oude
kerkgebouwen meer gebruikelijk is, zooals bijv. de toren van
de oude kerk te Breda. Bij de restauratie in 1895 heeft men
getracht om den toren volgens den ouden vorm, die in 1827
eenigszins verloren gegaan is, meer reliëf te geven. Men is
daarin m.i. slechts gedeeltelijk geslaagd. Merkwaardig is
het, dat men bij latere restauratie van het kerkgebouw onder
de dakgoten eenig decoratief, in overeenstemming met den
ouden toren, heeft aangebracht.
In den toren
hangen twee oude klokken uit het jaar 1654. Op de een leest
men: "Dit ist geluyt om Christi bruyt en sijne schaeren tot
Haere leer en Godes eer te doen vergaeren." Op de andere:
"Komt doch aenhoort uyt Godes Woort den U verkonden de
salicheyt U toebereyt door Christus wonden." Beide zijn
gegoten door Martinus Marischal. Op de grootste der beide
klokken hebben de heeren F.M. Ouwerling en F.J. Popelier het
oude wapen van Tilburg ontdekt en zijn door den laatste
daarvan eenige gipsafdrukken gemaakt. Het wapen van Tilburg,
zooals dat nog altijd door den hoogen Adel wordt aangenomen
en dat Tilburg voorstelt als stammende uit drie kasteelen,
is blijkbaar niet juist en zou het wapen, zooals dat op de
klokken voorkomt, wel het rechte zijn.
Oude
schrijvers noemen, naar aanleiding van dit nog steeds
vigeerende wapen, Tilburg als komende van "Dryborgh". Zoo
zegt Pastoor Wichmans in zijn Brabantia Mariana:
"Confirmavit nobis jus patronatus Ecclesie de West-Tilborgh:
Ita dictum
ad differentiam Oost-Tilborgh - (quod est Berckel) co quod
ad diversas coeli plaqas respiclant (Est autem Tilborgh
quasi Dryborgh, it est, Triam Castrorum, eo quod ibi olim
tria castra seu Nobilium aulae fuerint) etc." Wat in onze
levende taal zeggen wil: "Tilburg wil zeggen Drieburg, dat
is van drie burgten, omdat hier eertijds drie burgten of
woningen van edelen gestaan hebben." Toch heeft het wapen
der klokken een anderen zin. Dit geeft aan één kasteel met
muren omringd; binnen deze muren zien we dan den zg. dom met
twee kleine torens. Wanneer dit wapen het echte zou zijn, en
daaraan wordt door kenners niet getwijfeld, zou in vroeger
eeuwen hier een vrij aanzienlijke sterkte hebben gestaan en
zouden de kasteelen van Oost-, West-Tilburg en de Hasselt
van lateren datum zijn. Toch zijn er legendes, die spreken
van eene vesting omtrent de jaren 700-1000, doch zekerheid
bestaat daaromtrent niet. De oudste geschiedenis van Tilburg
is nog een gesloten boek.
De jaren
1780-1813 hebben aan de Nederlanden veel herinneringen
geschonken evenals geheel Europa er van te lijden had en
vanzelf bleef ook een aanzienlijke gemeente als Tilburg er
niet vrij van. Ook de Heikensche toren trad mede in 't gelid
en zoo lezen wij dat in September 1787 door de magistraat
(de toren was gemeente-eigendom tot 1894) de oranjevlag op
den toren uitgezet werd, terwijl in 1788 er een nieuwe werd
uitgestoken. In 1814 wapperde weer de oranjevlag. Toen in
1794 de Franschen aan de Nederlanden de zoo hoog geschatte
vrijheid kwamen brengen, was het de Heikensche toren, die
aan den voet op het kerkhof de Tilburgers in een roes om de
vrijheidsboom zagen dansen. 't Moet den lieden van dien tijd
toch wel even in den bol zijn geslagen, ten minste had een
dans op het kerkhof m.i. wel iets van een "dans macabre."
Volgens een
oude prent en ook de kronieken geven het, was de plaats vóór
den toren met boomen beplant en was de plaats, waar nu het
bordes van het in 1849 gebouwde stadhuis is, het kerkhof. De
ingang tot de kerk en het kerkhof was afgesloten door een
schansmuur, loopende van af de zijbeuk der oude kerk tot aan
de plaats waar vroeger de pomp stond. De oude prent geeft
deze put nog met ronde borstwering (putring) en puthaak. In
't midden van de schansmuur was een groote poort.
Het oude
kerkhof werd in 1813 buiten gebruik gesteld, terwijl in 1811
het nieuwe aan den Bredascheweg in orde werd gemaakt,
omringd met een beukenheg en werden er vele populiere boomen
geplant. Als bijzonderheid deelen wij hier mede, dat de oude
kronieken vermelden, dat het eerste lijk, dat op het nieuwe
kerkhof in de Schijf begraven werd, dat was van den heer
Bartel Mombers, die den grond aan de kerk had verkocht.
Vandaar zeker de ingekankerde legende omtrent het verkoopen
van grond voor een kerkhof. De toestand van het oude kerkhof
voor den toren bleef tot omtrent 1845, toen de Vrijdagsche
Markt het aanzien, d.w.z. het vergezicht, ongeveer van heden
kreeg. In het jaar 1894, toen bij de restauratie van den
toren er opgravingen gedaan werden, kwamen er nog vele
botjes van oude Tilburgers naar boven en in onbezonnen
jeugdovermoed waren we niet erg stichtelijk tegenover de
overblijfselen van wie weet niet hoe zeer verdienstelijke
voorvaderen.
Omtrent den
bouw van de nieuwe kerk leeft nog steeds in Tilburg eene
legende. Ik heb dienaangaande met personen van
eerbiedwaardigen leeftijd gesproken en deze verklaarden, ook
in hunne jeugd, deze legende van ouderen vernomen te hebben.
Deze legende, we willen wel verklaren ze is aanneembaar,
berust in 't kort hierop:
Door de
aannemers der kerk was aan de opzichters opgedragen streng
toe te zien, dat op 't werk geen jenever werd medegebracht.
Een euvel, dat vroeger nog al eens voorkwam. Een der
opzichters, die het toezicht had bij een der pilaren,
wantrouwde een der metselaars en bleef steeds in zijne
nabijheid. De argwaan van den opzichter bleek gegrond en de
metselaar verborg snel, bij 't naderen van den opzichter, de
jeneverflesch tusschen de steenen van de pilaar, en had nog
juist den tijd om de flesch door een mop kalk onzichtbaar te
maken. Op die manier was de opzichter verschalkt, doch deze
bleef steeds toezien, zoodat, terwijl de metselaar ijverig
voortwerkte, de pilaar hooger en hooger werd, doch ook de
flesch dieper en dieper zonk. De legende verhaalt niet welke
pilaar de flesch bevat.
De nieuwe
kerk van 't Heike mocht zich bij den bouw en inwijding
begrijpelijkerwijze in de belangstelling van Tilburg's
katholieken verheugen. Door den heer F.J. van Dooren werden
aan de kerk twee schilderstukken cadeau gedaan nl. de
hemelvaart van Maria en de kruisiging van Petrus. Deze
schilderstukken zouden afkomstig zijn uit het
aartsbisschoppelijk paleis te Parijs en bij de aanbieding
een waarde vertegenwoordigen van f 12.000. Deze
schilderstukken werden door den heer van Dooren tijdens de
groote Fransche revolutie in het jaar 1793 gekocht, alsmede
het geheele paleis. Mogelijk komen wij tergelegenertijd op
de historie der kerk nogmaals terug.
Tot slot
geven wij een courantenverslag uit die dagen omtrent de
plechtige eerste H. Mis in de nieuwe kerk.
Tilburg,
parochie 't Heike.
De dag van
heden was voor de Tilburgsche ingezetenen in het algemeen en
voor deze parochie in het bijzonder de blijdste dag, welke
wij ooit mogten vieren. Het was heden, dat de inwijding van
de nieuwe R.K. Kerk plaats had, en voor de eerste reize tot
het dankoffer aan den Allerhoogsten, gevolgd van het Te
Deum, op de plegtigste wijze werd opgedragen. De inwijding
en de H. Dienst werden verrigt door de zeereerw. Heer v.d.
Weyer, landdeken en pastoor te Hilvarenbeek, geassisteerd
door de eerw. Heeren v.d. Ven, pastoor van de parochie het
Goirke alhier als diaken, le Bon, pastoor te Chaam als
subdiaken, van Coll, pastoor te Oisterwijk als index en
Dassen, gewezen pastoor te Poppel als bacularius, welke
plegtigheden op de tallooze zamengevloeide menigte eenen
godsdienstigen indruk maakten, die niet minder werd opgewekt
door de op het feest toepasselijke en zielsroerende
redevoering, welke de eerwaarde grijsaard, de heer
landdeken, in weerwil van zijne vermoeienissen hield, en
welke in de harten der gelovigen nog lang in aandenken zal
blijven.
Een ieder
was getroffen over de algemeene deelneming aan dit zoo lang
verbeide feest en het was een wezenlijk genoegen te zien
hoedanig men elkander met geestdrift gelukwenschte en zich
verheugde met herkrijgen onzer groote kerk, welke door de
vaderlijke bezorgdheid onzes konings en de milde bijdragen
der ingezetenen, op een prachtige wijze is vernieuwd en aan
deszelfs oorspronkelijke bestemming is teruggegeven.
Het verslag
doet dan melding, dat er iets aan het feest ontbrak nl. dat
de heer pastoor du Champs geen dadelijk deel aan het feest
kon nemen, gaarne had men gezien, dat deze het 1ste Heilig
Misoffer in de nieuwe kerk had opgedragen, doch dat kon de
grijsaard niet; hij kon alleen voor zijne schapen zorgen en
bidden. Verder zegt het verslag, dat de herstelling der
seminaries het feest nog enthousiaster deed vieren. Aan het
einde van 't verslag werd de verwachting uitgesproken, dat
binnen afzienbaren tijd de afzichtelijke schuurkerk van het
Goirke zou verdwijnen. Voor de nieuwe kerk aldaar was een
mooi terrein aangeboden, zooals in de geheele provincie niet
te vinden was (De kerk van 't Goirke werd ingewijd op 1 Oct.
1839.)
Pastoor du
Champs overleed op 24 April 1832 in den ouderdom van 85
jaar. In zijn plaats werd als pastoor benoemd de eerw. Heer
J. Zwijsen, die later als bisschop zooveel heeft bijgedragen
voor de versterking van het katholiek geloof in Nederland en
aan wien Tilburg zoo'n groote verplichtingen heeft. Zoo
heeft door pastoor Zwijsen de kerk van 't Heike ook onbewust
een groote rol gespeeld.
GERARD VAN
LEYBORGH
Naschrift
De
schepenzegels, voor zoover nog kenbaar, geven tot 't jaar
1711 het wapen van Tilburg zooals dat op de klokken der kerk
voorkomt. Na dit jaar vertonen de zegels het zg.
"officieele" wapen. Van verschillende zijden wordt de
verwachting uitgesproken, dat de Hooge Raad van Adel spoedig
een uitspraak zal doen ten gunste van het voor algemeen
"echt" gehouden wapen van de stad. Dat Oisterwijk ook een
wapen voert zooals Tilburg, schijnt mede te wijzen op de
groote burgt, waaraan ook dit dorp in de oudheid
schatplichtig moet zijn geweest.