Inhoud Gevanel 2:
1927 02 05
06 Langs de straat - 'n Boffie
1927 07 06
07 Langs de straat - 'n Malsche revanche
1927 08 03
08 Langs de straat - 'n Rat in de Willem II-straat
1927 11 16
09 Langs de straat - Was 't 'n poes?
1927 11 18
10 Langs de straat - Was 't 'n reiziger?
Nieuwe
Tilburgsche Courant - zaterdag 5 februari 1927
06 Langs
de straat - 'n Boffie
Tira la la,
hoempa, hoempa, hoempapapapa, zoo klonk het door de
Telegraafstraat, waarin men naast het strakke stilstaan der
hardsteenen blokken achter een ethisch aandoend hekwerk ook
den ganschen dag het drukke geschuifel en vlugge geflits van
zenuwachtig doende voetjes, beentjes en beenen ziet van
personen, die zich in ernstige haast spoeden naar het
straklijnige post- en telegraafkantoor. Welke geheimen,
zoete wenschen, blijde tijdingen of hartenwee doorkruisen
den geheelen dag deze straat. De telegraaf is 'n harteloos
instrument; 't verzendt zonder emotie 'n geboorte- of 'n
overlijdensbericht. De postambtenaar slaat z'n stempelhamer
met hetzelfde plezier op 'n zoete minnebrief als op 'n wreed
verbroken verloving, waardoor mogelijk 'n lief achttienjarig
hartje gebroken wordt, onherstelbaar.
Tira la la,
hoempa, hoempa, hoempapapapa, klinkt het weer. 'n Stelletje
straatmuzikanten, vier in getal, hebben geen tijd om zich
aan lyrische overpeinzingen over te geven. Ze vullen de
straat met hun leutig geschetter; de postkantoorbezoekende
luitjes verminderen even de snelheid van hun pas. Het bolle
gezicht van den pistonblazer richt zich naar eene deur om te
trachten daar eenige tegenprestatie voor hun kunstwerk te
ontvangen. 'n Man en 'n vrouw komen aan op 't geklap van de
vroolijke muziek. "Toe vent, geef ze 'n cent, ze doen d'r
best toch zoo en 't is voor hun ook een kaoie tijd." 't
Vrouwtje meende tegenover de "kunst" al heel royaal te zijn.
"Wat, 'n cent, geen kwestie van, daarmee is de kunst niet
betaald, maar hier," en triompheerend neemt hij 'n
staatslotje uit z'n portefeuille, "vanavond komt dat uit de
loterij en dan mogen ze zooveel eten en drinken als ze
willen," en knipoogend erbij voegend, "en nog 'n extraatje
er bij." De pistonist met z'n bolle wangen monstert even 't
lotje en prent blijkbaar 't nummer diep in z'n geheugen.
De muziek
verdwijnt, tred aan tred, en spoedig heeft de
Telegraafstraat weer z'n vorig postkantoorlijk aspect. In 't
hotel zitten des avonds vier moegeblazen gezichten de
trekkingslijst in de N. Tilb. Crt. na te pluizen. 'n Vier
maal gekoppelde handdruk en de moegeblazen gezichten
ontspannen zich en nemen 'n glinsterende, juichende lach
aan. "Goedenavond, mijnheer, juffrouw, we komen u mededeelen
dat het onze Staatsloterij behaagd heeft op uw nummer 'n
netto prijs van f 400 te laten vallen." Mijnheer hield
woord, de hoempa's hadden 'n goeden en vroolijken avond. Was
't 'n boffie voor die profetelijke loterijbezitter?
Gevanel
Nieuwe
Tilburgsche Courant - woensdag 6 juli 1927
07 Langs
de straat - 'n Malsche revanche
25 Juni;
optocht in Tilburg, als vanzelfsprekend regen, druilerig
weer natuurlijk. De groote huldebetooging behoort weer tot
het verleden, een schoone parel aan den snoer van traditie
heerlijk oplaaiende Brabantsche geestdrift, 'n schoon legaat
in het testament. 't
Cordon wordt verbroken, de dringende menschenmassa ontspant
zich. De politie heeft haar taak schitterend volbracht, de
ontelbare zee van menschenhoofden heeft zich prachtig, kalm
gedragen. 't Zichtbare resultaat van de huldebetooging rust
in den vorm van een bloemenschat voor 't beeld. De
onzichtbare resultaten werken langs de geheimnisvolle wegen
des Heeren. 'n Peillooze diepte gunt ons daarin geen blik…
en toch werkt het na, feilloos.
Tusschen de
nieuwsgierige menigte 'n groote struissche vrouw, met 'n
dochter, ietwat bleek doch forsch. Lijdend? 't Is moeders
lieveling. Wee dengene die haar, haar oogappel, één haar zal
krenken. Opeens gekerm, m'n teen, en hopeloos kijkt de
bleeke, forsche meid angstig in moeder's oogen. Moeder heeft
zoo de toestand overzien. Daar verheffen zich twee malsche
armen, waaraan vuisten als turnersgewichten, en komen als
mokershamers op den hoed van een voorstaande heer, 't
hoofddeksel bedekt ooren en oogen. Begrijpelijke schrik en
consternatie, met de in dergelijke gevallen onafscheidelijke
lachschokken der omstanders. De krachtige armen trekken zich
terug, doch komen weer aangestormd, als de buffers van een
aansnorrende trein, in dit geval is de rug van den heer de
stootblok. De schok duwt het lijdende voorwerp een paar
rijen voorwaarts. De pijnlijke eksteroog van de Benjaminne
is gewroken. De dader sluipt stilletjes weg. Aller oogen
weer op den bloemenschat.
Gevanel
Nieuwe
Tilburgsche Courant - woensdag 3 augustus 1927
08 Langs
de straat - 'n Rat in de Willem II-straat
Langzaamaan
beginnen de avondschemeringen langs de huizen in de Willem
II-straat te schuiven en zetten zich vast in poortjes en
gangetjes. Enkele wandelaars slenteren langs de spaarzaam
verlichte vitrines. In den zomer wacht men liefst met 't
licht in en buitenshuis tot 't laatste moment. 'n Werkman,
blijkbaar komend van een avondkarweitje, torst 'n lange
ijzeren staaf. Daar schuift over de trottoir, behoedzaam
rondspiedend, 'n groote bruine rat, ruig behaard. 'n
Wandelende moeder maakt er haar lieveling opmerkzaam op,
niet vermoedend welk ontaard beest het wel is. "Kijk,
Toontje, wat 'n aardig beestje." Moeders lieveling wil 't
pakken; 't beest is niet op die aanhaligheid gesteld en
schiet plots 'n eind uit de liefkozende richting. 'n Paar
Zusters van 't Wit-Gele Kruis hebben dra het gevaarlijke
monster herkend en vliegen onder angstgeschrei naar binnen.
'n Fietser tracht om de rat cirkelende het beestje te
omsingelen.
Waar zou 't
beest vandaan komen? In vroeger jaren, toen de Willem
II-straat nog Comediestraat heette, neen, nog lang voordien,
toen 't nog een eng stichtje was, stonden ter plaatse van
den winkel van den heer G. Krijbolder de stallen van Z.M.
Koning Willem II. Men zegt dat er toenmaals veel ratten
huisden. Zou 't nog een overlevende zijn, dan zou 't
werkelijk een oude rat zijn. Die moest dan eens in de val.
Het spreekwoord op z'n "Zondagsch best". Of zou 't nog een
overlevende zijn uit de slachting in oude magazijnen van de
firma Aug. van Loon. 'n Moeilijk op te lossen raadsel.
Op den hoek
bij dr. Ruding staan 'n drietal jongens in druk gesprek over
hun jongste concourscijfers, onbewust van de nabijheid van
't monster. De man met het ijzer heeft ineens den toestand
overzien en zal de straat van 't vieze dier gaan bevrijden.
Behoedzaam sluipt hij nader, 't diertje merkt blijkbaar niet
de nabijheid van 't moordende ijzer, 't zit rustig
overpeinzende den schoonen zomeravond in stille
middenstadsche omgeving. Daar verheft zich de ijzeren staaf,
suist door de lucht en komt met centenaarsgewicht op den rug
van 't arme dier. Wat 'n slag! De vonken springen uit de
keien en vliegen tegen de muren en vensters, de slag
weerkaatst tegen de gebouwen van P.W. en de Liedertafel. 't
Arme dier ligt stil, roerloos stil. "Och," zegt de nieuwe
St. Joris, "'t is dood", en voelt den terugslag in z'n pols.
Opeens 'n
groote belangstelling allerwege. Dan 'n ruk en 't dooie dier
vliegt tusschen de beenen der omstaanders, en springt in de
armen der drie snuiters op den hoek, die er mee vandoor
gaan. Algemeene ontsteltenis en… gelach; men snapte 't.
Later op den avond werd 't beestje nog eens gevangen; 't
bleek 'n kwast van 'n oude bont te zijn. De vacantie maakt
vindingrijk.
Gevanel
Nieuwe
Tilburgsche Courant - woensdag 16 november 1927
09 Langs
de straat - Was 't 'n poes?
'n
Druilerige najaarsmorgen. Plaats van handeling: een onzer
voornaamste winkelstraten, nog nader aangeduid 'n vitrine,
waarin bontjassen, bonten en meer koude op de vlucht jagende
dierengedachtenissen, als herinnering aan de schenkingen van
den eersten Gever. "Verd… da's aardig, etaleeren is toch ook
'n kunst", klinkt het naast ons en men wijst ons op 'n witte
poes in de etalage, die er lag als 'n steenen hondje
tusschen de bloemperken. Een de aandacht trekkend knus
tafereeltje. Zou 't 'n echte poes zijn? Neen, kijk hoe stil,
geen beweging in oogen of ooren, maar de huid is echt. "Zou
'n poesebont mode worden?" vraagt 'n nufje, dat zich
tusschen de immer en immer grooter wordende belangstelling
wringt.
Daar
ontspint zich de vraag of 't wel 'n echte poes of 'n namaak
is. De meeningen worden verdeeld. Men maakt
veronderstellingen, hypothesen worden opgezet, totdat 'n
nuchter toeschouwer opmerkt: "Klop eens tegen de ruiten, dan
weet je 't meteen." Hoe eenvoudig, 't ei van Columbus. Klop,
klop. Geen beweging. "Zie je wel," roepen stemmen, "ik heb
toch gelijk, 't is 'n beeldje." Zoo steggelt men nog wat
door, men klopt, geen beweging. Allerhande loftuitingen over
de mooie vinding van etaleeren.
"Wè's dè,"
komt 'n joggie, "wilde wete of 't 'n kat is" en meteen neemt
ie z'n hond. "Chennie, is 't 'n kat, ja of nee." Poes knipt
met d'r oogen, wenkt met d'r ooren, trekt langzaam d'r
linkerachterpoot uit en verdwijnt, zich van de heele wereld
niets aantrekkend. Alleen het zien van de natuurlijke vijand
had het raadsel opgelost. 't Was werkelijk een echte poes.
'n Aankomend agent, die 'n opstootje dacht, draait op z'n
hakken en verdwijnt mede in de oplossende menigte. De
najaarsmorgen druilt verder door.
Gevanel
Nieuwe
Tilburgsche Courant - vrijdag 18 november 1927
10 Langs
de straat - Was 't 'n reiziger?
Weer een
mistroostige najaarsmorgen, geen druilerij, maar de mist
troostte niet. Ook vóór 't station is alles vol pessimisme,
huizenaanblik, bladerenvet, bemorste straten, nerveuze
tronies van zakenlui. Doch niet allen. Een chique heertje,
wit-crème regenjas, violetblauwe sombrero, lichtbruine
actetas, lichtblauw gestreepte kousen, schijnbruine
schoenen. "Sjooffeur, gaet deze bus naer de sijspinnerij?"
Met stapt hij luchtig rondkijkend met poppenoogen waarboven
geverfde wenkbrauwen. Verscheidene bussers worden oplettend,
kijken verrast op, zoo ook de wagenvoerder. "Zijspinnerij,
zijspinnerij? Maar m'nheer, we hebben hier geen
zijspinnerij." "Wat drempel, is u sjooffeur of is u geen
sjooffeur. Kent u niet den weg in uw eigen city?" "Jawel,
m'nheer, ik woon hier 20 jaar, maar zijspinnerij, ik ken die
fabriek niet. Ik meen toch de stad te kennen, want m'n vader
was volder." "Maer, sjooffeur, ik bereis heel de wereld,
tenminste heel Nederland, en ken alle industrieën op mijn
duimpje. Maer u, sjooffeur, kent in uw eigen stad geen
sijspinnerij."
"Hij moet
bepaald de katoenspinnerij hebben", helpt op joviale
Brabantsche hulpvaardige toon een Hasseltsch vrouwtje. "Nee,
juffrouw, ik weet toch wel wat ik wil: de sijspinnerij, de
sijspinnerij." "Maar waar staat die dan?" helpt 'n ander
moedertje. De heer-reiziger kijkt als in zijn eer en trots
gekrenkt. "Waar die staat? Natuurlijk langs de straat en in
Breda als u 't nu juist wilt weten, vrouw." De chauffeur is
een lachberoerte nabij, de bussen dreigen omver te vallen.
"Oooooooh!" In koor klinkt het: "Maar u is hier in Tilburg,
beste mijnheer."
Onmogelijk
die snel verschietende kleuren van 't heerschap te
beschrijven. Als 'n jachtstorm schiet hij weg, terug naar 't
station. Was 't 'n reiziger? Lijn 3 vertrekt naar de
Hasseltsche Kapel in 't bezit van 'n vroolijk gezelschap,
dat doorschaterde tot weer andere emoties wenken.
Gevanel