Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 23 mei 1934
De geheimen
der vennen: Mosselvondst in den Buunder
In het Zuid-Westen vanaf Tilburg, Noord-Oostwaarts over
Oisterwijk tot Boxtel, bevinden zich eene heele serie
vennen, waarvan men de oorsprong slechts gissen kan.
Geleerde koppen hebben zich het hoofd gepijnigd over de
vraag omtrent de herkomst dezer vennen; de een wil ze
terugbrengen tot den ijstijd, toen van uit het Zuid-Westen
het water met stroomen bergafwaarts kwam en de vloed gaten
in den grond boorde; de ander wil hebben, dat de vennen zg.
wielen zijn geweest in een grooten stroom, die hare wateren
hierlangs duwde; weer een ander verlaat deze hypothese en
zet een tegenstelling op: de vennen zouden nl. door
zandverstuivingen ontstaan zijn. Wat hiervan zij, de
oorsprong ligt in het duister der eeuwen; men gist, men
poneert stellingen, maar het juiste weet men niet; slechts
weet men, dat de vennen als natuurmonumenten van weergalooze
schoonheid zijn, door het omringende natuurschoon, door de
geheimen, die het water verbergt. Voor minnaars van de
natuur, voor de zoekers naar wetenschappen in plantkunde en
mineralogie is de streek van Tilburg - Oisterwijk een bron
van genot, om welke reden vooral de laatste jaren het
natuurschoon in Tilburg's omgeving van den vreemdeling zulk
een actieve belangstelling geniet.
In Oisterwijk zijn de vennen over 't algemeen nog intact
gebleven; d.w.z. ze zijn niet gedempt, zooals vele in
Tilburg. In Oisterwijk zijn de vennen onder de goede hoede
van de stichting voor Natuurmonumenten gekomen; men kent
daar het Van Esscheven, Staalbergven, enz. Hier waren voor
eenige honderden jaren nog het Molenven, bij den
Veldhovenschen molen, het Hoogeven, nu de streek tusschen
Piusplein en Willemsplein, en meer van die natuurmonumenten,
die in den loop der eeuwen zijn vergeten. Dan had men Leykes
put, Biezenwaaij, Krallegat, Aalsven, Baksven, Galgeven,
Tonneven en den Buunder. Eene heele serie vennen, die met
een waas van geheimzinnigheid zijn omhuld.
Ditmaal heeft den Buunder een van hare geheimen onthuld. Dit
ven, dat zich kenmerkt door een groote diepte, op sommige
plaatsen 6 à 7 meter, is thans nog slechts een vierde
gedeelte van vroeger. Vele jaren geleden heeft de heer Is.
Janssens, die een wolwasscherij had op Broekhoven, de
broekvelden gelegen tusschen den Baars en de Hoeve met zeer
veel moeiten en kosten trachten te verbeteren, om er later
weiland van te maken. Door 't graven van sloten, het
aanbrengen van sluizen en ophoogen van den grond is dit
eenigszins gelukt. Door dit streven is 't ven, dat niet
overal even diep was, dus drie vierde ongeveer kleiner
geworden, alleen het diepere gedeelte is blijven bestaan.
Doordat het Bakscheven voor de verbetering is leeggepompt
geworden, en momenteel niet voldoende water bevat, is den
Buunder benut om het eerstgenoemde ven van voldoende water
te voorzien. Toen het water in den Buunder lager kwam te
staan, kwam men jl. Zaterdag tot de ontdekking, dat dit ven
niet alleen huisvesting verleende aan paling en visch,
zooals wij gisteren reeds meldden, maar ook aan een bizonder
soort mosselen, waarvan de aanwezigheid tot heden totaal
onbekend was en naar ons bekend is, ook in de andere vennen
niet voorkomt.
Men heeft tot heden ongeveer 150 van die vreemde
schelpdieren naar boven gehaald. Voor ons ligt er een van 19
cm lang en bijna een pond wegende; er zijn ook kleinere
gevonden, maar de grootste heeft de respectabele lengte van
24 cm. Een groot verschil dus met de mossel, die wij in de
maanden met een R ter tafel doen brengen. De mossel, die in
den Buunder gevonden wordt, is de zg. zwanenmossel en zou
ook paarlen kunnen bevatten. De schelp heeft aan de
buitenkant, mits gezuiverd, een mooi geelgroene kleur, van
binnen toont zij een schitterend paarlemoer (perle d'amour).
Wij lezen omtrent de familie der mosselen:
De eetbare mossel (Mytilus edulis lamellibranchiata) wordt
gevonden in de Middellandsche Zee en de Noordzee. Zij hangen
meestal met baarden aan elkaar. Dit is dus een
zoutwatermossel.
Dan heeft men de Schildersmossel en de Eendenmossel
(Anodonta Anatina), behoorende tot een ander geslacht van
schelpdieren en levende in zoet water. De eerste ontleent
haar naam aan de omstandigheid, dat de schilders weleer in
de schelpen van deze mossel hun verven bewaarden, doch
waarom de andere Eendenmossel wordt genoemd is ons onbekend,
want zij worden meer door kraaien gegeten dan door eenden.
Een grootere soort draagt den naam van Zwanenmossel
(Anodonta cygnea). In deze en in de parelmossel (Myd
margaritifera lamellibrachiata) komen fraaie parels voor.
Met de vondst van deze mosselen is weer 'n geheim der vennen
onthuld, d.w.z. er is nu bekend geworden, dat ze er zijn.
Hoe ze er gekomen zijn, is nog een groote vraag. Wij stellen
ons voor op den inhoud der vennen, voor zoover bekend, te
gelegener tijd nog eens terug te komen.
GERARD VAN LEYBORGH
N.B. De vondst dezer mosselen was spoedig in de stad bekend
en lokte met de Pinksterdagen vele wandelaars naar de mooie
omstreken van den Buunder.