Nieuwe
Tilburgsche Courant - dinsdag 4 december 1928
'n Mengeltje
over 't St. Nicolaasfeest
Het feest van
St. Nicolaas is wel een der meest bekende en meest populaire
feesten, die men bij 't volk aantreft. En dit is niet alleen
voor de jeugd, ofschoon men daar toch wel 't meest het feest met
poëzie omhult, maar ook voor de ouderen is het vol eigenaardige
bekoring. In onze streken spreekt men meer van Sinterklaas of
"Siendereklaos". Men wil dat dit niet direct komt van St.
Nicolaas, doch van Sint-Heer-Klaas, reden waarom men dan ook de
voorkeur geeft om te spreken van Sinterklaas dan van St.
Nicolaas, althans door hen, die zich aan de historische
afleidingen willen houden.
Reeds weken en
dagen vóór dat de feestdag de vele verrassingen biedt, is het
brein, der jeugd vooral, vervuld van verwachting en op den
"klotteravond" zingt het:
Sinterklaas
kapoentje,
Leg wat in m'n
schoentje,
Leg wat in m'n
laarsje,
Dank U,
Sinterklaasje.
of:
Sinterklaas
goede heilige man,
Trek je beste
tabbaard an,
Blief je wat te
geven,
't Is voor al
mijn leven;
Heel mijn leven
heb ik je lief
Om een appel of
een peer
Sinterklaas kom
jaarlijks weer.
En des morgens,
bij het zien van al het schoons, jubelt het:
Sinterklaas,
mijn goede vriend,
Ik heb U al zoo
lang gediend,
Héél mijn leven
is zoo lank,
Sinterklaas, ge
zijt bedankt.
In oude brieven
en stukken wordt het St. Nicolaasfeest meermalen genoemd als het
tijdstip van eene handeling of gebeurtenis, waaruit wij kunnen
opmaken, dat dit feest reeds in de 14de eeuw in Nederland
gevierd werd. In een oude rekening wordt deze reeds in 't jaar
1360 te Dordrecht genoemd, terwijl eenige jaren vroeger op "St.
Niclaasdach" reeds in Holland eene overstrooming plaats had. In
't jaar 1363 was Jan van Blois, heer van Gouda, te Dordrecht, en
zegt de geschiedschrijver weldra was hij omringd van
"scoelnaers", die hem zooals men dit bij vreemdelingen gewoon
was te doen "om gelt tot haeren hoechtijt van St. Nyclaes ende
haeren biscop" vroegen. Deze schoolkinderen dan omringden Jan
van Blois en vroegen hem geld tot het vieren van het St.
Nicolaasfeest. Gretig werd aan de wensch der kinderen voldaan.
Naast de patroon
voor de kinderen was St. Nicolaas dit ook voor de zeelieden en
zoo werd in de 15de eeuw reeds het St. Nicolaasbrood gebakken,
dat door de Grieken in zee werd geworpen. Voor de kinderen werd
reeds in 't begin der 15de eeuw de "St. Claes-coeck" gebakken en
aan de kinderen uitgedeeld. Behalve deze koeken was er een
bijzondere lekkernij en dit is het heden nog, het zg. marsepein.
Dit baksel heeft echter met de oorsprong van het St.
Nicolaasfeest niets te maken, doch schijnt zijn oorsprong te
vinden in de viering van den feestdag van St. Marcus en werd dan
genoemd naar de latijnsche benaming "Marcipanes", dat
Marcusbroodjes beteekent en is zoo geworden tot ons
hedendaagsche "marsepein". Wat hiervan zij, het eten van dit
amandelbrood of marsepein is al zeer oud en het is op het St.
Nicolaasfeest een eerste keurzoeternij.
Van Breero zegt
reeds:
"Denckt eens hoe
garen eetje
Van Marsepeyn of
taert of soo een lecker beetje
Van ramsnieren
of van een hanekamspastey"
Van der Veen
zegt:
"Aenschout dees
marsepijn vol poppegoet en bloemen,
Vergult,
gekieremiert, men kan 't niet alles noemen,
Vol loveren
geflikt op 't ongevrosen ijs,
Maer wat er
binnen schuylt, dat wert den wijs."
Een oud kookboek
uit de 17de eeuw zegt omtrent de bereiding van marsepein als
volgt:
"Neem amandelen,
die eenen dach en nacht in schoon water hebben gelegen, die also
schoon gemaeckt zijn, alst mogelijk is, stoot die, altijt wat
vers water insprengende, dat geen olie en worde. Dan neemt also
veel goet wit suyckers als amandelen. Alst al wel 't
saemengestooten is (Dit stooten deed men eertijds in de kopere
vijzel, doch onze hedendaagsche keuken is op mechanisch gebied
heel wat beter ingericht) en met rooswater gelenget, so doeget
't saemen in een ijdelen dap, ende settet in een panne en lates
backen in den oven en besprenckt dit wel met suycker en
rooswater ghemenght, dat niet te seer en verdrooghe. Ghija moget
oock backen in een panne over 't vuijr, maer siedt dan wel toe,
dat niet en verberne." (verbrandt)
Het zoogenaamd
"klompzetten" bij familie is ook al niet van jongen datum, doch
vindt men dit reeds in de 16de eeuw. Dichters uit die dagen
verwerken dit reeds in hunne gedichten en kluchtspelen. Hieruit
blijkt, dat de jeugd verrast werd met "koecken, peperhuijsjes,
suijckeretten, kabeljaus-oogen, kapittelstocken, walbacken,
warptol met een staele pen, Deventersche koecken."
's Avonds vóór
St. Nicolaas op 5 December wordt in onze stad de zoogenaamde
"klottermarkt" gehouden en wel op de Vrijdagsche markt. Wij
hebben er al meermalen op gewezen, dat dit oude gebruik in eere
moet worden gehouden, en wij hopen, dat, wanneer men deze markt
zal willen gaan verplaatsen (want verleden jaar deed wethouder
van Rijen in den Raad al iets omtrent deze plannen hooren) er
genoeg tegenstanders zullen zijn om dit te verhinderen.
Niet alleen in
onze stad was de klottermarkt in gebruik, doch ook elders. Bij
een keur van 't jaar 1600, vernieuwd in 't jaar 1607, werd te
Delft verboden om op den 5den December op 't marktveld kramen op
te slaan, "in welcke cramen vercoft (verkocht) worden
verscheyden goederen, die men den cleijnen kinderen dyets
maeckt, dat den zelfden Nicolaes hemluyden (heimelijk) geeft, 't
welck eene saeck is nyet alleen strijdend ende teghens alle
goede orde en politye, maer oock de luyden affleydende van de
ware Godesdyenst, ende streckende tot waengelooff, superstitie
ende afgoderije, dewelcke in een gepolitierde christelijcke
gereformeerde stadt nyet en behoort getolereert te werden." In
de keur van 1607 verbood men ook "gheen broot, coeck, suycker,
ofte andere eetwaren te vercopen, hebbende 't facoen (den vorm)
van eenighe beelden ofte daer eenich beeldt ofte beelden in ofte
opgebacken ofte ghestelt sijn." In Dordrecht noemde men in de
17de eeuw het St. Nicolaasfeest "een restant der paperijen".
Wanneer men omtrent deze materie meer wil weten, raadplege men
"Het oud-Hollandsch huisgezin der zeventiende eeuw" van Dr.
G.D.J. Schotel.
Wanneer een
feest diep in het Nederlandsche volk is ingeworteld, dan is het
wel het St. Nicolaasfeest en heden ten dage begint het feest nog
aan populariteit te winnen. Moge ook in onze stad het oude
gebruik van de "klottermarkt" en de "surprise-avond" in eere
worden gehouden en aan de deelnemers veel innig genot en geluk
worden geschonken.
Gisteren reed
St. Nicolaas door onze stad en waren vele ijverige handen bezig
om de gaven in te zamelen; moge deze inzameling zoo veel
sympathie genieten, dat aan vele minder gelukkige, althans in
aardsche goederen, kinderen eenige oogenblikken van vreugde en
zielezonneschijn kan worden gegeven. Een jeugdig hart is
dankbaar en vergeet zijne gelukkige oogenblikken nooit.
We willen dit
besluiten met een rijmpje van een oude St. Nicolaaspenning:
Sant Niklaas wil
U dit zenden,
Waarde kinder,
dat ge U zoudt
Des te meer tot
leeren wenden
Waar hij altoos
meest van houdt.
GERARD VAN
LEYBORGH