Nieuwe
Tilburgsche Courant - zaterdag 13 juni 1925
Iets over 't
Klokkenspel 2
De oorsprong van
het klokkenspel is niet met zekerheid aan te geven, althans niet
waar deze het eerst in beoefening werd gebracht. In miniaturen
van de elfde en twaalfde eeuw vinden wij reeds afbeeldingen van
'n rij van 5-7 klokken, aangeslagen door een monnik; eenige
schilders geven zelfs de afbeelding van koning David, al is dit
laatste dan ook als louter fantasie te beschouwen. Doel van deze
klokkenspelen was in de vroegere eeuwen alleen om bij het gezang
der monniken den toon aan te geven.
In latere
eeuwen, in de XIVe eeuw, werden de klokken naar den toren
gebracht om de bewoners van de omgeving de tijdverdeeling van
den dag aan te geven. De eerste klok, die daaromtrent bekend is
en die nog steeds hare oorspronkelijke bestemming volgt, is uit
het jaar 1304 en hangt in den toren van de kathedraal te
Beauvais, Frankrijk. Van toen af tot aan het klokkenspel, zooals
die wij thans bezitten, is het steeds een ontwikkelingsgang, een
steeds groeien tot de volmaking.
Er wordt
verhaald, dat Bartholemeus Coecke uit Aalst den beiaard heeft
uitgevonden. Deze meening wordt door den een hevig bestreden en
als legende behandeld, en door den ander wordt beweerd, dat het
absoluut geen fantasie behoeft te zijn, al geeft de historie nog
geen tastbare bewijzen voor het waarzijn van de betoogde
uitvinding. De middenweg zal mogelijk wel zijn, dat bedoelde
Coecke den beiaard niet heeft uitgevonden, doch dat hij het
eerst zich van een beiaardklavier heeft bediend, d.w.z. het
klavier bij het klokkenspel in toepassing gebracht.
Omtrent de
opkomst van het klokkenspel in Nederland sprak de heer M.A.
Brandts Buys, afgevaardigde der Ned. regeering, op het
beiaardcongres te Mechelen als volgt:
"De toerist, die
op zijn reis door Nederland een bezoek brengt aan het oude
vestingstadje Naarden, zal getroffen worden door de eigenaardige
wijze waarop 't voortgaan van den tijd aan de burgerij wordt
kenbaar gemaakt. De grijze toren bezit thans nog 2 klokken, een
groote en een kleine, waarschijnlijk het armzalig overschot van
een vroeger aantal (1). Het aantal slagen op de groote klok
geeft het uur aan en wordt voorafgegaan bij het heele uur door
vier, bij 't halve uur door twee slagen op de kleine klok; de
kwartieren worden simpel aangegeven door resp. een en drie
slagen op de kleine klok. Dit is wel een der meest primitieve
wijzen als voorbeeld, waarop men in de XIVde eeuw de burgerij
liet weten wanneer de tijd van rusten of werken was aangebroken.
Aanvankelijk
geschiedde dit aangeven van de uren door het slaan met houten
hamers op klokken van verschillende grootte. Het aantal klokken
werd uitgebreid en al spoedig werd gezocht naar eene mechanische
inrichting, die het aanslaan op de vroegere wijze kon vervangen.
Tevens werd daardoor de mogelijkheid geboren om door een
eenvoudige melodie de aandacht te vestigen op de komende
uuraanduiding. Dit aantal klokken, gewoonlijk 6 à 9, werd
genoemd voorslag of accoord van de klokken. Wij vinden ze
vermeld voor de navolgende plaatsen: Haarlem, St. Bavo 1412;
Leiden, Stadhuis 1460; Grave 1462; Veere, Stadhuis 1474;
Utrecht, Domtoren 1480; Kampen 1480; Groningen 1482; Middelburg
1571; Harderwijk 1500."
Tot zoover geeft
Brandts Buys de eerste geschiedenis der Nederlandsche
klokkenspelen. Dr. G. van Doorslaer geeft voor Vlaanderen en
Noord-Frankrijk het volgende: Caen 1314; Mechelen 1372; Gent
1376; Brussel 1381; Kortrijk 1382 (2).
De kiem van het
huidige klokkenspel is dus gelegen in genoemden "voorslag". Deze
voorslag* is de laatste jaren ook gebracht op onze
huisklokken, en laat velen de mooie Axminsterslag van hunne klok
bewonderen. Het menschdom is echter steeds zoekende, streeft
naar wat anders, dat vooruitgang moet zijn. Zoo vindt de
klokkenist, die met den hamer de voorslag geven moest, de zaak
wel aardig en trachtte aan de klokken een melodie te ontlokken.
Laten wij
hiervoor genoemde Dr. van Doorslaer nog eens aan 't woord: Dit
getal van drie voorslagklokjes werd niet vermeerderd voor het
laatst der XVde eeuw. Alsdan werd de voorslag ingericht tot het
uitvoeren van een korte melodie, waarvoor een grooter getal
klokjes noodig was. Des aangaande dient er een tekst medegedeeld
te worden uit de excellente kronieken van Brabant (Antwerpen
1530) bij het jaartal 1477 en die luidt als volgt: "In dezen
tijd woonde een jonckman te Duijnkerke, ende was daer
clockluijdere, ghenaemt Jan van Bevere, dye welcke up sijne
clocken speilde alle maniere van ghestelde liederkins, ende alle
hymnen ende sequentiën; Kyri Eleyson, en alle kerkelicke
sanghen, twelcke van daer te vooren ghehoort noeyt en hadde en
de was een groote nyuwicheyt ter eeren van Gode." Indien men
daar geloof aan mag hechten, zoo zou men dus in 1477 liederen op
de klokken gebeiaard hebben en was Jan van Bevere à fond de
eerste beiaardier en uitvinder van het beieren van liederen.
Tot betere
definieering van het woord beieren diene het volgende: Een klok
kan worden geluid, ze kan worden geklept en ze kan worden
gebeierd. Het luiden van de klok is deze zoodanig in beweging te
brengen, dat de binnenwand tegen den klepel slaat. Een klok
kleppen is de beweging zoo te volvoeren dat de klepel tegen den
binnenwand slaat. Wanneer men echter met een hamer tegen den
buitenwand van de klok slaat, dan beiert men. Het kleppen
geschiedt met één klok, terwijl het luiden en beieren met
verscheidene klokken geschiedt. Zoo wordt bij het luiden ten
minste een deel van een muzikale zin voortgebracht. De naam
beiaard is gegeven aan 't toestel waarmede men door handen en
voeten de klanken op de klokken voortbracht. Het ontstaan van
den beiaard vindt zich in de 16de eeuw, omtrent het jaar 1554.
Zoals het met
vele, ja de meeste wereldsche zaken is, was er ook voor het
klokkenspel een tijd van verval, doch ook van wederopbloei. Voor
Nederland kwam de groote opbloei omstreeks het jaar 1644, toen
de beroemde Amsterdammers, de Hemony's, hunne klokken begonnen
te gieten, en de voornaamste steden niet rustten, voordat zij de
voorslag hunner klokken in een spel van geharmoniseerde klokken
hadden doen veranderen. Er waren zelfs rijke steden die meer dan
één klokkenspel wenschten, 't was een wedstrijd en ieder wilde
toonen tot wat meer in staat te zijn. Enkhuizen had twee
klokkenspelen, als ook Veere, 2 steden die toen in hun bloeitijd
verkeerden (3). Middelburg, Zierikzee, Alkmaar, hadden in de
17de eeuw ieder 3 klokkenspelen en Utrecht en Amsterdam hadden
er zelfs 5. De Hemony's leverden, vergoten of veranderden in de
laatste helft der 17de eeuw ruim 31 spelen, alleen in Nederland.
Nog heden ten dage zijn verscheidene van deze spelen nog een
waardevol bezit, waarop men trots is en rechtmatig trots kan
zijn. Wanneer de oorlog en het hemelvuur niet zoovele
slachtoffers onder de klokkenspelen gemaakt hadden, dan zou in
het jaar 1700 Nederland 93 klokkenspelen rijk zijn geweest.
Het ambt van
beiaardier was in die tijden bepaald geen sinecure, want, daar
men voor den beiaard veel geld had over gehad om dezen te
vergrooten of te verfraaien, zoo wilde men er ook van genieten.
In Appingedam moest 3 maal per dag gespeeld worden, in Delft 13
maal per week, in Deventer elken dag, behalve nog de bespelingen
op Zondagmiddag en des avonds na de oefeningen in de kerk. In
Kampen moest gespeeld worden 2 maal per dag en Zondags na het
aflezen der stadsmededeelingen en "als 't mooi weer was". In
Veere het geheele jaar door op Woensdag en Zaterdag en
merkwaardig op den 1sten Mei 's morgens van 5-6 uur. Ter
begeleiding van de dauwtrappers? Vooral bij feestelijke
gelegenheden moest de toren overvloedig de melodieën en
juichklanken de lucht inbeieren.
Men ziet dat
Nederland, hoewel Vlaanderen eigenlijk het land van den beiaard
is, geen slecht figuur maakt in de jaren van ontwikkeling en
opbloei. En dat er van de zijde van het publiek, de
stadgenooten, belangstelling bestond voor den beiaard en het
spel, diene deze zin uit een croniek over de stad Deventer:
"Avonts na den eeten gingen de brave borgers met hare vrouwen op
't Wijnhuis om een glaesjen te drinken en om 't lieflijk gespeel
der klokken van de groote kerk." Die "brave borgers" van
Deventer wisten dus wel het nuttige met het nuttige te
vereenigen. De "brave borgers" van Tilburg zullen de
geschiedenis zich laten herhalen, al is dan 't wijndrinken na de
oude bals in de N. Kon. Harmonie zoowat uit de mode geraakt.
Beiaardiers
heeft Nederland in die gloriejaren menige gehad. Amsterdam kende
Salomon en Antoon Verbeek, Jacobus van Noort, Michiel Servaas
Nouts, Michiel Nuijts en Dick van Neck. Arnhem had Dirck Scholl,
Delft Cornelis Scholl, Utrecht Van Slichtenhorst en Van Eijck.
Onze groote
dichter Joost van den Vondel dichtte op 't Klokmuziek van
Amsterdam:
Op muziek van
torenklokken
Met een steenen
muur omtrokken,
Wort geklonken
hecht aen een,
Als Verbeek met
voet en vingren
Klanken weet
dooreen te slingren.
Hij verdooft met
klokgeluit
D'allerêelste
kerkkooraelen,
Speelt met
klokken als cymbaelen,
's Heemels
kooren kijken uit.
Op de heele en
halleve uren,
En de
vierendeelen mee,
Steekt de
koningin der zee
't Hooft nu
trotser uit haer muren,
Gort haar
vruchtbren schepetuin
Met een gordel
van arduin.
Ik verhef mijn
toon in 't zingen
Aan den Aemstel
en het Y,
Op den geest van
Hemony,
D'eeuwige eer
van Loteringen (4),
Die 't gehoor
verlekkren kon,
Op zijn
klokspijs en zijn nooten
Ons zoo
kunstrijk toegegoten.
't Lust ons op
de klokketon,
Om doorluchte
torentransen,
Eenen klokkedans
te danssen.
Voert dien
klokkelt op 't altaer
Eens gesien in
duizent jaer.
(Wordt vervolgd)
GERARD VAN
LEYBORGH
1. Van dit
klokkenspel is alleen bekend dat in 1810 twee klokken verkocht
werden.
2. Reeds vóór
1382, want in dat jaar werd het als buit door Karel VI
medegenomen.
3. Het
klokkenspel van de Drommedaris te Enkhuizen geldt nu nog voor
het fijnste van Nederland.
4. Hemony was in
Lotharingen geboren. Zie hiervoor Mr. J. van Lennep,
aanteekeningen J. v.d. Vondel't dichtwerken.
Voetnoot redactie:
* Onder voorslag
wordt zowel verstaan een groepje klokken als het geluid daarvan.