Nieuwe
Tilburgsche Courant - zaterdag 9 mei 1925
Over
Opschriften en Uithangborden
In het mooie
werk "Uithangteekens en Opschriften" schrijven de heeren Van
Lennep en Ter Gouw als inleiding het volgende:
"Elke uiting van
het volksleven is een bijdrage tot de volkshistorie, en iedere
vorm, waarin 't zich openbaart, is belangrijk. Daarom vestigen
wij de aandacht op de uithangteekens. Zij toch zijn gewis eene
der krachtigste, levendigste en sprekendste uitingen van het
volksleven: rijk in verscheidenheid, weelderig van vormen, en in
ontwikkeling steeds gelijken tred houdende met bloei, welvaart
en beschaving.
Een stad
vertoont en vertelt ook in haar uithangteekens, geschilderde
borden en gehouwen steenen, figuren aan luifels en ijzeren
stangen, opschriften en rijmen haar geschiedenis. Gij leest
daarop wat er al is omgegaan, waardoor zij bloeit of gebloeid
heeft, wat er gewerkt en gekweekt, zelfs wat er gedacht wordt.
Op die uithangteekens kunt gij, al wandelende langs de straten,
het maatschappelijk en huiselijk leven der bewoners bespieden,
hun bedrijf en hun welvaart, hun kleedij en hun huisraad, ja,
zoo gij de gave der opmerking bezit, leest ge er hun gedachten
en gevoelens, hun wenschen en begeerten en kunt gij er hun ernst
en hun ijdelheid, hun hopen en hun vreezen, hun deugd en hun
gebreken, hun wijsheid en hun dwaasheid, hun gemoedelijke
vroomheid en hun ondeugende spotternijen gadeslaan.
Een stad zonder
uithangteekens en opschriften heeft iets ongezelligs en
houterigs, iets doods en akeligs: zulk een stad is als een
doofstomme, als een overeindstaand lijk. Pompeji en Herculanum
schenen weer eenig teeken van leven te vertoonen toen men er ook
uithangteekens terugvond. De uithangteekens zijn de zichtbare
getuigen van het leven en werken, van het denken en streven
eener bevolking."
Tot zoover de
inleiding van bovengenoemde auteurs. Wij hebben gemeend hiervan
gebruik te moeten maken, daar zij op zoo duidelijke wijze zeggen
van hoe groot belang de kennis van opschriften en uithangborden
is voor het begrijpen van het werken en denken van de bewoners
eener stad, in dit geval dus ook van Tilburg. Doch ook willen
wij er op wijzen, dat de rijkdom van opschriften en
uithangborden aan eene plaats een typisch cachet geeft, terwijl
de vreemdeling er een wegwijzer in vindt om spoedig het doel
zijner reis, vooral nog wanneer hij voor zaken komt, te vinden.
Want de uithangborden moeten, willen zij voldoen in het opzicht
van doeltreffendheid, op sprekende wijze een juist beeld geven
van den aard van de nering die in eene zaak wordt uitgeoefend,
en daaraan wordt in de meeste gevallen wel de noodige aandacht
geschonken. De uithangborden geven aan de stad iets levendigs en
maken de wandeling voor den bezoeker aantrekkelijker daar de
oogen telkens en telkens weer geboeid worden door een typische
vinding of leuke uitbeelding.
Is onze stad
rijk aan opschriften en uithangborden? Heeft zij in 't verleden
aanspraak mogen maken op iets karakteristieks in dit opzicht? Op
beide vragen moeten wij neen antwoorden. Er zijn weinig zaken
die daarop betrekking hebben uit vorige eeuwen tot ons gekomen
en bewaard geworden. En toch zal ook in vorige eeuwen Tilburg
niet ten achter zijn gebleven in het geven van typische namen,
het gebruik van het geven van goedgetroffen opschriften is ook
hier gevolgd en er zijn daarvan enkele bewijzen tot ons gekomen.
Door bemiddeling van den gemeentearchivaris, den heer F.
Ouwerling, kunnen wij over enkele gegevens beschikken.
Het oudste
opschrift waarvan wij kennis hebben kunnen nemen, is dat van een
herberg die in 't jaar 1575 reeds genoemd wordt, nl. "De Vos en
de Kraan". Als waardin van deze herberg, die gestaan heeft op
den Heuvel, wordt genoemd Lucretia, weduwe van J. Kerstiaense
van Beverwijk. De juiste plaats waar deze herberg gestaan heeft,
kan niet met zekerheid worden aangegeven, doch eigenaardig is
het wel dat het tegenwoordige "Café Neuf" van den heer Verbunt
op den Heuvel in het buffet een gebrandschilderd raam huisvest,
waarin ook de Vos en de Kraan staan afgebeeld. Of hier louter
toeval in 't spel is, of dat de wetenschap van dit oude
opschrift er deel aan heeft, kan door ons niet worden
aangegeven. Mogelijk verdient het aanbeveling om het Fransche
opschrift door het oorspronkelijk Hollandsche te doen vervangen.
Joost van den
Vondel dichtte naar aanleiding van de fabel van de Vos en de
Kraan:
"De langh
gebeckte Kraen den schaleken Vos vergasten,
De Vos, die op
de komst van zijn vriendinne pasten,
De spijze
rechten aen, int plat van een platteel,
Dies proncten
juffrou Kraen, maar Reijntgen kreegh zijn deel."
Het behoeft geen
betoog, dat hoewel dit opschrift in 1575 voorkomt, het
ongetwijfeld van veel ouderen datum is. Even zoo is dit met het
opschrift "De Zwaen", dat wij in 1577 vinden. Het was het
opschrift van het logement "De Zwaan" op den Heuvel. Als waard
vinden wij vermeld Jan Corneliszoon; de familienaam is
verzwegen. Het tegenwoordige café-restaurant tevens kegelpaleis
op de Veldhoven, Wilhelminapark, "De Roode Haan", kan er prat op
gaan, dat ook dit opschrift van zeer ouden datum is. Wij vinden
het reeds vermeld in 1620. Oude uithangborden en opschriften
hebben er in vele plaatsen toe geleid om aan eene straat of
buurt een naam te geven. Zoo is dit ook hier, en heeft het
onoogelijke straatje naast eertijds het Hotel "De Zwaan" op den
Heuvel, den naam van Zwaanstraat verkregen. Op de Vrijdagsche
Markt prijkte voorheen aan een herberg het opschrift "Het
Zwaard" en wordt dit in eene gemeenterekening van het jaar 1810
genoemd.
Bij al die oude
opschriften heeft ongetwijfeld een uithangbord de bedoeling
aanschouwelijk voorgesteld, doch daarvan is heel weinig tot ons
gekomen. Een zeer bekend uithangteeken, wij komen nu meer in de
definitie van meergenoemde auteurs, dat ook de 70-tigers en
80-tigers nog gekend hebben, is de gaper van de apotheek van Van
Gils uit de Nieuwlandstraat. Dit uithangteeken geeft een juist
beeld van de neering die in eene apotheek wordt uitgeoefend en
innig verband houdt met de geneeskunde. Want 't is nog niet zoo
heel lang geleden dat de patiënt al bij des dokters binnenkomst
de tong uitstak, overtuigd zijnde dat een dergelijke manier van
demonstratie het noodzakelijk gevolg van een aangevraagd consult
was. De ontwerper van een desbetreffend uithangbord zou nu een
uitgestoken pols met des dokters duim en wijsvinger en horloge
ook al niet meer van zijn tijd vinden.
"De Oude Ster",
waarvan het huis met het oude geveltje den tol aan de
verkeersuitbreiding heeft moeten betalen, kan ongetwijfeld op
ouderdom roemen, hoewel dit niet bij benadering is vast te
stellen. De koekwinkel in de Nieuwlandstraat heeft dit
uithangteeken met den nieuwen tijd in overeenstemming gebracht
en maakt met de gekleurde electrische lichtjes des avonds geen
onaardige indruk.
Op het gebied
van de uithangteekens geeft het gilde der kappers, barbiers of
haarsnijders, zooals men het vroeger placht te noemen, nog iets
aparts. Het is reeds lange jaren geleden dat het koperen bekken,
bemmelende vóór de deur, kennis gaf van het edele beroep, dat
daarbinnen werd uitgeoefend. In latere jaren kwam het
uithangbord waarop het bekken, de schaar en het scheermes,
meermalen op z'n Tilburgsch als "schaars" aangeduid, in meer of
minder mooie lijnen waren geschilderd. Dit alles is nu verdwenen
en is het uithangteeken gemoderniseerd en veramerikaanscht. 's
Morgens om acht uur is het eerste werk van den
"coiffeursbediende" de standaard, versierd met sterren en
strepen, buiten te plaatsen, ten teeken dat de baas thuis is en
men geschooren, geknipt en gechamponeerd kan worden.
De roode
handschoen in de Heuvelstraat is verdwenen; de tabaksrollen
sieren na een paar jaar afwezigheid weder het pui van den winkel
van Jos. Woestenbergh en verkondigden den wandelaar dat op het
gebied van de rookerij aan alle gestelde eischen kan worden
voldaan.
Zoo geven de
uithangborden en opschriften te kennen in welke richting de
nering of dienstbaarheid van het betreffende huis gaat. Zoo zal
een marskramer, trekkende van dorp tot dorp en van stad tot
stad, zijn schreden gericht hebben naar "De Reizende Man", ten
einde voor een paar dubbeltjes zich onderdak te verschaffen na
een moeilijken en moeizamen tocht. "De Roskam" of "Het Bruine
Paard" zijn treffende opschriften voor het logement waar
stalling voor het dorstige paard van den vrachtrijder
gereserveerd wordt. Het oude huis van Bredo aan het
Wilhelminapark, dateerende van omstreeks 1630, heeft o.m. nog
deze bijzonderheid, dat op het bovenlicht boven de deur een
weegschaal, in goud geschilderd, voorkomt, dat de beteekenis
heeft van het uitwegen van kruidenierswaren.
Algemeen is nog
bekend het Hotel "De Gouden Leeuw" van Piet Marsé op de Markt.
De 2 steenen leeuwen, die dit Hotel sierden, komen nu nog voor
bij de inrijpoort van de stalhouderij in de Stationsstraat. Noem
den buitenman op marktdagen "'t Hert", en ongetwijfeld zal hij
z'n baalkatoen of roode zakdoeken bij Meelis gaan koopen; zoo
heeft dit uithangteeken in en buiten Tilburg vermaardheid
gekregen.
Als
bijzonderheid kan worden medegedeeld dat Tilburgers, om de een
of andere reden in den vreemde verblijf houdende en daar eene
nering uitoefenende, ook hun geboortestad niet vergeten en dit
in een uithangbord tot uiting brachten. Zoo hing voor vele jaren
te Rotterdam voor eenen winkel het volgende opschrift: "In
Tilburg wijd en groot, Zijn ballen en koehair te koop." Terwijl
de dichterlijke welluidendheid ons niet zeer kan bekoren, komt
ons ook het verband tusschen ballen en koehair niet duidelijk
voor.
Heeft Tilburg op
het gebied van oude uithangborden en uithangteekens en
opschriften nu niet zoo overweldigend veel te vermelden, 't zou
toch wel de moeite waard zijn om hierop nog eens dieper in te
gaan. Voor mededeelingen omtrent een en ander houdt schrijver
dezes zich ten zeerste aanbevolen; het zou voor een eventueel op
te richten verzameling wel van belang zijn. Ik stel mij voor in
de toekomst nader op dit chapiter terug te komen.
GERARD VAN
LEYBORGH