III
Ik
zie wazig maar ik zie. Ik zie bomen in
de verte. Ik heb niet geslapen.
Het
is nog schemerig maar ik begrijp dat
ik de nacht overleefd heb. Wie weet
hoe vaak ik mijn benen gemasseerd heb,
ze zijn als van staal. Gevoelloos
staal. Als een gloeiende knikker rolt
de zon achter de horizon vandaan, het
waargenomen schouwspel slechts kort
gegund in koelte, al heter en heter
tot een gesel van lichaam en geest
verworden. Ik vind het mooi. Ik zal
het eens opschrijven.
De
blijdschap ebt weg, de onverdraaglijke
starheid en verveling nemen zijn
plaats weer in, zuur en pijnlijk,
heet, droog en hongerig probeer ik te
achterhalen hoe het zo gelopen is,
waarom ik hier op die mijn sta en leg
het startpunt bij de gouden kans.
Of
ik hierheen wilde vliegen om onze
eerste aziatische klant binnen te
halen, om Asian Express een financiele
zorg uit handen praten en om dan naast
een flinke bonus ook nog eens promotie
te krijgen. En ik wilde wel. Ik wilde
weg. Vrouw en kind waren heilig, maar
niet bestand tegen een luchtige,
vluchtige dame, niet bestand tegen
mijn driften, mijn nieuw gewonnen
opvatting dat dit een keurslijf betrof
en er geen wet bestond die mij ook
maar één norm of waarde kon doen
absorberen. Liefde?.... welzeker.
Echter des te meer reden elkaar niet
te binden en volwaardig deel te nemen
aan het leven zoals het komt wanneer
je het verkiest............. Ware het
niet voor een tegenstrijdigheid in
mijn opvattingen......Ik vind dat .Ingrid
niet mag neuken met een ander!. Een
onverteerbare gedachte die mijn bloed
doet koken. Ik kan het niet afdoen met
een ouderwets machtsverhaal want ik
ben er zeker van dat eventuele rechten
en plichten op beide schouders
neerkomen. Het is veeleer de jaloezie
die ik me toe-eigen, als emotie de
mijne om recht op te hebben. Niet dus,
alle eventuele rechten en plichten op
beide schouders; IK recht op jaloezie,
JIJ recht op jaloezie!
Verdomme
ik sta me hier weer op te winden
GODVERDOMME
."Godverdomme!!!". Ik
schreeuw me schor, ik voel me STERK,
TIL MEZELF OMHOOG KOM MAAR OP WAAROM
HOOR IK NIKS!!! "HELLUP!!".
Een gloeiende sensatie zet mijn
onderlichaam in brand en mijn oren
tuuten van de explosie als ik neerkom
in het zand. Al mijn denken is
onmogelijk gemaakt, mijn hoofd voelt
of het op knappen staat. Ik mis pijnen
die ik verwachtte, achter in mijn hart
bevindt zich echter een vreemde
opluchting die vreemd genoeg niet eens
vloekt met de shock op de voorgrond.
Ik ben doof maar ik kan zien. Ik zie
de ossenwagen.
IV
Op
het centraal station wordt ze gebeld.
Ze luistert, zegt: " okay",
en bergt haar mobieltje op.
Ze
neemt lijn 23. Uiteindelijk stopt de
bus enkele meters voorbij het
bushokje. Ingrid stapt uit, haar
handtas over de schouder en een hand
bij haar kraag om de jas dicht te
houden tegen de snijdende wind.
Laurierweg nummer 19 moet juist om de
hoek zijn.
"Wil
je wijn?"
"Lekker…"
"
Zo…ik dacht even dat je niet zou
komen."
"Njah…ik
ook."
"Wat?"
"Ik
dacht ook dat ik niet zou komen".
Prompt hoort ze de vulgaire
dubbelzinnigheid in haar woorden, ze
kijkt hem verschrikt aan maar Arnold
lijkt eraan voorbij te gaan. ‘Peter
had het meteen uitgemolken’, denkt
ze en zakt wat comfortabeler in de
Chesterfield. De wijn heeft een meer
dan normale invloed op haar, ze voelt
zich nu al loom en een beetje dronken.
Slechts twee glazen heeft ze op en de
stem van Arnold lijkt uit de verte
vervormd naar haar toe te zweven. ‘Fijne
stoel’, denkt ze,’ fijne stoel’.
Haar ogen vallen dicht en ze slaapt.
Als
ze wakker wordt is ze alleen.
Verdwaasd probeerd ze op te staan en
na een enkele loze poging lukt het
haar. Waar is Arnold? Ze doet de deur
van de kamer open en kijkt de hal in.
De
onwerkelijkheid van de situatie drong
pas tot haar door toen ze besefte dat
de mensen in de kamer haar niet konden
zien. Het moest een soort spiegel zijn
waar ze achter zat, eentje waar je van
haar kant wel doorheen kon kijken. Het
bezoek zette zich neer in de gele
fauteuils die, op de salontafel na,
het enige meubilair in de kamer
vormden. Geluiddicht was de kast waar
ze in zat evenmin, want ze hoorde de
vrouw in het paarse mantelpakje luid
en duidelijk kuchen toen zij ging
zitten. Wat deed ze hier in godsnaam?
Waarom zat ze hier, niet in staat zich
meer dan een paar centimeter te
bewegen en met de volledige
mogelijkheid alles waar te nemen wat
zich in de kamer afspeelde? Het was nu
te laat, ze kon niet zomaar weg.
Hoewel ze haar hart voelde kloppen in
haar keel en er absoluut niet zeker
van was of ze hier ontdekt zou worden,
werd ze toch geprikkeld door haar
voyeurisme en haar nieuwsgierigheid
won het voorlopig van de angst. Het
was een vreemd schouwspel. Er zaten
drie mannen en een vrouw. Niet alleen
de vrouw was netjes gekleed, ook de
mannen droegen driedelige pakken, de
twee donkerste types in het grijs en
de vlasblonde was in het donkerblauw.
Hij stond op en schonk de wijn,
slechts een van de in het grijs
geklede mannen weigerde en vroeg om
iets fris, dat hem ingeschonken werd
door zijn grijze kameraad, die een
fles tonic van de tafel greep. De
glazen salontafel was bedekt met
verschillende soorten frisdrank, wijn
en kleinere flessen, waarschijnlijk
sterke drank. Onder het tafeltje
bevond zich een mand met brood en
verschillende kazen. Het leek op de
entourage van een studentenfeestje
maar dan zonder rotzooi en lawaai. Een
tijd lang zei niemand iets. De grijze
mannen rookten een sigaret en het
gezelschap leek te zijn verloren in
ieder zijn gedachten. Ze keken af en
toe steels naar de man in het blauw
die, zelfverzekerd, met de handen los
in de schoot richting het enige raam
keek en eruit zag of hij bijzonder
veel belang stelde in het uitzicht.
V
Als
het verband verwijderd wordt staat het
aangezicht me tegen, de donkere huid
en het gezwollen bovenbeen lijken niet
van mij te zijn, een soort omgekeerde
fantoom - pijn, in plaats van een
verbondenheid met wat ik niet meer
heb, voel ik me verwijderd van wat er
nog wel is. Ondanks een diep gevoel
van rust, veroorzaakt door de
medicijnen en de sensatie van een
zekere bewegingsvrijheid, voel ik
weerstand om te accepteren wat nu zo
open en bloot voor me ligt. Ik huil
langzaam, zonder schokken en alsof ik
me nog niet eenzaam genoeg voel,
draait de zuster zich van me af,
kennelijk niet in staat een huilende
man te aanschouwen. Ingrid, waar ben
je? Ik wil in je armen liggen en horen
dat alles goed komt.
Een
arts verteld in gebroken engels dat er
wordt gewerkt aan een prothese en dat
dit even gaat duren. Hij benadrukt nog
eens extra dat iedereen hier op de
afdeling op een prothese wacht en we
in volgorde van binnenkomst behandelt
worden. "Everybody the same",
zegt hij bij het verlaten van de zaal.
Ik kijk hem met vermoeide ogen na en
knik wat. Ik weet dat ik zal moeten
gaan nadenken, beseffen en echt wakker
worden maar ik stel het uit. Ik val
loom in slaap.
|