Het is
lunchpauze. Op de gang is het rustig, de grote uittocht
naar de kantine is al voorbij. Zoals steeds in de
afgelopen weken heeft ze ook vandaag op haar werkplek
gegeten. Zo hoeft ze haar dieet niet met collega’s te
bespreken en kan ze niet zwichten voor de uitgestalde
dikmakers. Ze hapt het laatste stuk van haar knäckebröd
met 20+ kaas en sluit haar lunchbox.
Het is
heerlijk weer en er is nog tijd voor een wandeling. Even
frisse lucht en calorieën verbruiken.
Het loopt heel
wat gemakkelijker nu ze twaalf kilo lichter is. Nog drie
te gaan, die lastige laatste kilootjes. Om moed te houden
heeft ze zichzelf dit weekend beloond. Een bezoekje aan de
kapper voor een vlotte coupe, een afspraak met de
schoonheidsspecialiste voor wat jaartjes strakker en een
trendy outfit voor twee maatjes minder.
Het was
allemaal niet voor niets geweest. De op deze
maandagochtend geoogste complimentjes over haar uiterlijk
smaken naar meer. Aan het begin van de winter had haar
veertigste verjaardag haar nog een sombere mijlpaal
geleken. Zoals ze zich nu voelt kijkt ze ernaar uit om het
omslagpunt groots te vieren.
Lentekriebels,
denkt ze terwijl ze de geur van de bloesembomen opsnuift.
Een soort verliefdheid, maar dan op het leven. Misschien
wordt dit het seizoen dat ze ‘hem’ ontmoet.
Als ze met
verende tred langs een flatgebouw loopt, wordt ze
nagefloten. Zo’n bouwvakkersfluitje: schril, ordinair en
uitdagend. Als tiener haatte ze dat. Het maakte haar zo
bewust van haar vrouwelijke rondingen dat ze met tegen
elkaar slaande knieën zo snel mogelijk doorliep. Ook nu
voelt ze een blos op haar wangen komen, maar dit is
anders. Haar hart bonkt. Ze wordt opgemerkt, ze is de
moeite waard. Nog steeds of zelfs meer dan ooit, wat maakt
het uit!
Ze vertraagt
haar pas, recht haar rug en flaneert als een mannequin
langs het gebouw. Zou ze het doen, kijken in de richting
van het fluitje? Morgen, besluit ze. Ze checkt haar
horloge. Tien voor een. Morgen, zelfde tijd, zelfde
plaats.
Het leven zou
inderdaad wel eens bij veertig kunnen beginnen.
Op het balkon
drie hoog schuifelt Toon op zijn sloffen met schijfjes
appel op een schoteltje naar de kooi.
"Goeie
smaak, Japie" zegt hij goedkeurend als hij over de
balkonrand de heupwiegende wandelaarster nakijkt. Hij
houdt de papegaai het eerste schijfje voor en verzucht:
"Als ik veertig jaar jonger was …" In het
hoofd van Toon wordt het even lente.