‘Jij
bent gewoon niet flexibel.’ Als een mokkend kind verlaat
hij de kamer en bonkt de trap op. Ze denkt na. Of hij een
punt heeft. Ze snapt wat hem dwars zit. Een dubbele
afspraak. Het potje voetbal trekt hem meer dan het bowlen
met de vriendjes van de jarige job, maar job is wel zijn
zoon. Kiezen voor zijn zoon betekent dat zijn team
waarschijnlijk een speler – en zeker niet de minste –
tekort komt, kiezen voor zijn sport dat hij als vader
tekortschiet. Zij had de knoop voor hem door moeten
hakken. Dat deed ze niet, dus was zij niet flexibel. Tja.
Het
zal wel mannenlogica zijn, denkt ze terwijl ze de badkraan
open draait. Ze heeft een heleboel geleerd. Als enige
vrouw in een huishouden met vier mannen heeft ze met
botsen en butsen afscheid moeten nemen van haar behoefte
om alles te begrijpen. Ze dramt ook niet meer eindeloos
door totdat ze ervan overtuigd is dat haar mannen haar
gedachten en gevoelens helemaal kunnen volgen. En als ze
erin slaagt om het probleem niet naar zich toe te halen
maar bij de veroorzaker te laten, is ze zo trots op
zichzelf. In plaats dat ze nu koortsachtig compromissen of
alternatieve scenario’s gaat bedenken, knijpt ze een
flesje lavendelolie leeg in het stromende water. Die geur
maakt bij het omroeren al rustig. Milde hekserij.
‘Kom
je, schat? Het bad is vol,’ roept ze onderaan de trap.
Hij roept iets onverstaanbaars en laat haar wachten. Dat
hoort erbij, hij kan in deze situatie niet gelijk op haar
uitnodiging ingaan. Ze laat zichzelf in de warmte van het
water en het aroma van de Provence glijden. Tot net onder
haar kin, nu heeft ze nog de ruimte.
Flexibel?
Ze denkt aan haar verwoede pogingen om structuur aan te
brengen in haar leven zodat ze ruimte maakt om te doen wat
ze echt graag wil. En aan de man, zonen en anderen die
ervoor zorgen dat ze telkens van haar planning afwijkt.
Alle s.o.s.-telefoontjes en andere noodkreten. De goede,
moeilijke of vertrouwelijke gesprekken die geen seconde
kunnen wachten. Alles wat alleen op haar bordje gelegd
schijnt te kunnen worden. Hij heeft gelijk: flexibel is
het woord niet. Ze sluit haar ogen en zakt nog iets
dieper. Het is meer dan dat. Soms voelt ze zich volkomen
vloeibaar. Langzaam gaat ze op in het badwater.
‘Het
is al opgelost.’ Met enige tegenzin opent ze haar ogen
en neemt haar vaste vorm weer aan. Hij staat in zijn
onderbroek. Goed lijf nog. Ze duwt zichzelf omhoog en
maakt plaats. Verwachtingsvol kijkt ze naar zijn gezicht
maar dat staat nog steeds gespannen. ‘Rob is beter, die
speelt de tweede helft, ik alleen de eerste. Dan ben ik op
tijd terug voor het feestje.’ Zie je wel, denkt ze, maar
ze zegt het niet. ‘Fijn dat je iets hebt kunnen regelen.’
Hij slingert zijn slip en sokken in de richting van de
wasmand, stapt in de kuip en gaat zitten. Soepel voegt ze
zich in de voor haar overblijvende ruimte en ze wacht
geduldig tot de lavendel het laatste restje irritatie bij
hem heeft losgeweekt.