De
feestmuziek die in de supermarkt door de speakers schalt
bereikt slechts een enkele bezoeker. Er zijn niet eens
genoeg klanten voor een polonaise. Een koe staat
worstenbroodjes in te laden en een blauwe kiel met kikkers
slaat een voorraad bier in. Deinend schuifelen ze achter
hun boodschappenkar op de maat van een voor mij
onverstaanbare Oeteldonkse hit, het soort muziek waarvan
mijn calvinistische knieën spontaan op slot dreigen te
slaan.
Er
zijn maar twee kassa’s open. Ik kies die waar de jongen
zit die me aan mijn oudste zoon doet denken. Open blik,
eerlijke kop, altijd opgewekt. Vast een student, hij is er
alleen op zaterdag.
Nog
voordat ik kan uitladen, vraagt een man achter mij met een
zangerige, hoge stem of hij even mag passeren. Hij hoort
bij de gesoigneerde heer van middelbare leeftijd die voor
mij staat.
‘Weekend
hè, daar horen borrelnootjes bij,’ verduidelijkt hij
terwijl hij zich langs mij wringt. Hij legt twee zakjes
van de favoriete knabbels bij de rest van hun boodschappen
op de band.
‘À
propos weekend Fred,’ zegt zijn partner op een licht
bestraffende toon. ‘Je bent nog iets vergeten.’ Hij
maakt een gebaar waarmee hij iets aanduidt wat in de
spanwijdte tussen duim en wijsvinger moet passen. Fred
begrijpt de hint onmiddellijk en spoedt zich opnieuw
excuserend langs mij heen. De kassajongen gebruikt de
wachttijd om zijn toegevoegde waarde te bewijzen: hij
verklapt de klant zijn favoriete recept voor een
spinazieschotel met zalm. ‘En een laag puree bovenop,
die wordt dan lekker knapperig.’
Ik
zie Fred door de winkelgangen spurten. Hij kan het
kennelijk niet vinden. De rij achter me begint te groeien,
maar de stemming blijft goed. Uiteindelijk mag ik mijn
buik inhouden om Fred nogmaals te laten passeren. Met een
verhit hoofd zet hij een potje vaseline op de band.
‘O,
dat is fijn spul, hè?’ zegt de jongen enthousiast. ‘Daar
vliegt de schmink mee af.’
‘Daar
is het niet voor, hoor,’glimlacht de statige heer
fijntjes. Zijn partners hoofd wordt nog roder en ook bij
mij stijgt het bloed naar mijn wangen.
‘Wij
gebruiken dat altíjd met carnaval,’ benadrukt de jongen
zijn advies. ‘Prima spul, beter dan zeep.’
‘Nou,
dat weten we dan ook, hè Fred. Dat biedt nog eens
perspectief.’ Er volgt een gemaakt lachje. Fred knikt
iets te heftig. Ik wacht met ingehouden adem op een
reactie, maar godzijdank laat de jongen het daarbij. Zijn
doel - een tevreden klant – lijkt ruimschoots bereikt.
‘Pinnen,
meneer?’
Zenuwachtig
graait Fred de boodschappen bij elkaar en terwijl zijn
partner afrekent is hij al met zijn kratje onderweg naar
de uitgang. Zonder om te kijken.
‘Prettig
weekend meneer.’
‘Bedankt.
Veel plezier met carnaval.’
Zou
die jongen zich ooit realiseren hoe gênant deze situatie
eigenlijk was?
Inmiddels
heb ik zijn volledige aandacht.
‘Vindt
u die ook zo lekker, mevrouw?’ Hij scant de voordeelzak
met tortillachips. ‘We hebben er ook dipsausen bij. Kent
u die?’ Ik knik en besluit om niet prijs te geven dat ik
ze niet ga dippen maar met kaas bestrooid even onder de
grill zet. Mijn weekendsnack. Ik check de rest van de
boodschappen om in te schatten welke artikelen nog meer in
aanmerking komen voor zijn bereidings- en serveertips.
Verder oogcontact vermijden lijkt me het beste. Daarom
werp ik een blik in het karretje van de koe achter me.
Worstenbroodjes, blikken erwtensoep, een pot rolmopsen,
roze koeken, frituurvet en rinse appelstroop. Ik wil het
niet weten.
Ieder
zijn weekend, ieder zijn leven en zeker ieder zijn
seksleven.