Terwijl
ik in gedachten mijn overvolle ‘to do-lijstje’ naloop,
spurt ik de trap op naar de slaapkamer. Hij ligt opgerold
op ons bed. Precies op de plek waar de zon met haar
stralen het dekbed raakt. Het lijkt of hij slaapt, maar ik
weet dat hij me gehoord heeft. Zie je wel, zijn oog gaat
op een kiertje. Hij rekt zich uit en rolt in slowmotion op
zijn rug.
‘Kom
maar,’ lokt hij in zijn taal. ‘Je mag me aaien.’
Zijn verleidingskunst werkt, ik vergeet waar ik eigenlijk
voor was gekomen.
Hij
spint al voordat mijn vingertoppen zijn oranje-witte vacht
raken. Door wellustig kronkelen dirigeert hij mijn vingers
naar de gewenste plekken. Een onweerstaanbare combinatie
van stoer en aaibaar, zoiets als de perfecte man.
Toen
mijn zoon hem mee naar huis bracht, was er gelijk een
klik. Het was een aandoenlijke kitten. Speels en
ondernemend, maar ook dromerig en aanhankelijk. Zijn
baasje, voor zover een kat een baas heeft, noemde hem Olly,
naar een skateboardtruc.
Ik
herinner me geen bepaald moment waarop ik het ontdekte.
Het was meer een geleidelijk groeiende bewustwording van
zijn koninklijke gedrag. Die hautaine houding als hij door
het kattenluik zijn huis betrad en zich door de aanwezigen
ceremonieel liet begroeten, de autoriteit waarmee hij mij
verzorgingsinstructies gaf, de vanzelfsprekendheid bij het
claimen van de beste plekjes in huis. Maar het was nog het
meest die aangeboren onverstoorbaarheid, alsof niets hem
ooit uit balans zou kunnen brengen. ‘Olly rules the
world.’ Natuurlijk was de naam Olly te simpel bedacht
voor zoveel superioriteit: ik diende Zijne Koninklijke
Aaibaarheid Prins Olivier.
Ik
richt mijn aandacht weer op het strelen van Zijne
Hoogheid. ‘Zo lekker, Ol?’ Intimi mogen hem zo noemen.
Ik krijg een knipoog, het teken dat ik bij hem mag gaan
liggen. Voorhoofd tegen voorhoofd. We sluiten onze ogen en
genieten.
Als
hij het genoeg vindt gaat hij zitten. Verplicht kom ik ook
overeind. Olly kijkt me strak aan. Verwachtingsvol. En ik
weet wat hij van mij verwacht. Ik moet hem kussen. Drie
keer. Midden op zijn koninklijke kop.
‘Ik
kan het niet,’ zeg ik. ‘Dat weet je toch? Ik wil dat
je blijft zoals je bent.’
Ik
neem hem op schoot en krabbel zwijgend achter zijn rossige
oren. Hoe zou het zijn als ik de betovering verbreek? Als
Olly na die derde kus verandert in prins Olivier, een
lenige, slanke jongeman met oranje haar en een spierwit
uniform? Met zijn buigzame rug en soepele manier van
bewegen moet hij een fantastische danser zijn. Ik plaats
mezelf in zijn armen. We openen het bal en ik zweef in een
sprookjesjurk met sjerp over de marmeren vloer. Totdat ik
merk dat alle ogen op ons gericht zijn en een bombardement
van flitslampjes een einde maakt aan mijn dagdroom.
‘Nauw,’
vraagt Olly hoopvol. ‘Niaauw?’
‘Sorry.’
Als hij opstaat lijkt hij onaangedaan. Zijn rug kromt zich
tot een boog waardoor mijn hand tot aan zijn staart
glijdt. Statig verlaat hij mijn schoot. Ik buig het hoofd
en kom hem met gesloten ogen tegemoet. Raspend gaat zijn
tong over de plek midden op mijn voorhoofd. Een, twee,
drie. Driemaal.
Ik
voel gelijk dat het werkt. Dat mijn lichaam bedekt wordt
met streelzacht kattenfluweel, hoe de twee donzige
driehoeken op mijn hoofd draaien om alle geluiden op te
vangen, hoe mijn snorharen beginnen te trillen …
Mrrrrraaaauuuuwww.