HOME
INHOUD JEROEN KETELAARS
INHOUD POEZIE
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
BRABANTS
INTERVIEWS

Print  Pagina

 

Bernardus Stumpel - gedichten

bezorgd door Jeroen Ketelaars

Een gedicht ter gelegenheid van de advent & Kerstmis in 1909


 

B. Stumpel – ‘Het Vredelied van Bethlehem’

Op CuBra werd al eerder aandacht besteed aan Bernardus Stumpel, de gelegenheidsdichter wiens verzen bijna een eeuw geleden met enige regelmaat in de Tilburgsche Courant verschenen. In juli jongstleden verscheen op deze website een lang gedicht dat Stumpel in 1909 had geschreven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de stad Tilburg. Hoewel Stumpel van origine geen Tilburger was, lag die plaats hem na aan het hart, dat bleek wel uit zijn lofzang op de eeuwstad.

 

Maar Stumpel moet toch vooral een dichter zijn geweest die ode wilde brengen aan het christendom en, meer in het bijzonder, aan het katholicisme. Kerkelijke feesten waren voor hem bij uitstek gelegenheden om de pen ter hand te nemen. Ook Kerstmis werd natuurlijk door Stumpel bezongen. Met kerst 1909 liet hij in ‘Het Vredelied van Bethlehem’ de bazuinen schallen om de geboorte van kindje Jezus – midden in de winternacht toen de hemel openging en elke vogel zijn lied zong – te herdenken. Leest, gij CuBra-bezoeker, over d’eengen Zoon, de God der Kribbe. Over de Koning, ‘in het vleesch gedaald’.

 

 

Het Vredelied van Bethlehem

 

Het Vredelied! – Hoe lieflijk ruischte door uw stille dreven,

o Bethlem! in dien heiligen nacht

Der Englen stem, Gods glorie zingend en het vredeleven,

Den menschen in de Krib gebracht! –

 

Hoe tintelde de liefdeborst van de eenig Onbevlekte,

Bij ’t lofgeschal van ’t Englenlied,

Dat door den chaos klonk, wiens nacht de wereld overdekte –

Heraut van ’t schittrendst heilverschiet! –

 

Mocht zijn almachte kracht niet gansch uw gloênde ziel doorweemlen

U, Voedsterheer van d’eengen Zoon

Toen ’t Englenlied zijn volheid juichend heengoot langs de heemlen,

Den mateloozen vredetoon? –

 

Gij Herdren! in uw nachtwaak door ontroering overmeesterd, –

Hoe drong ook U die vredekreet,

Te spoeden naar de Krib, geloovig knielend en begeesterd

Om ’t heil, aan de aarde toegereed!.......

 

Wie, wie weerstaat Gods door-den-eeuwen-eeuwen-triomfeeren?

Wie, ’t lied der Oppermajesteit?......

Gij, Vredelied! Gij spreekt de stemme van den Heer der Heeren,

Gij, ’t lied der eeuwige eeuwigheid. –

 

Het Vredelied! – Herkent Ge ’t nog, het lied der blijde tongen,

Een God ter eer, Hem, armlijk wicht, –

In de Eeuw, ook vrede jubelend met forsch gestaalde longen,

Doch – wars van ’t ongeschapen Licht?......

 

Hoor, hoor, de orkanen klatren rond. De felste geeselslagen, –

Zij beuken ’t werk der almacht Gods: –

De wereldhoogten storten, – kleinen van geloof versagen,

Bij ’t schudden van der Kerke rots.

 

Maar zij, de Bruid, de fiere Bruid, die bulderende stormen,

Die ’t grijnsgelach der helle tart,

Der helle, ter vernieling als gezweept in duizend vormen, –

Der helle, die den Christus sart. –

 

Zij jubelt in dat lied, haar macht, haar kracht, haar eer en glorie, –

Zij, uit wier oog slechts vrede straalt,

Lofzingende de Krib, des grooten Konings glorietrone,

Des Konings, in het vleesch gedaald. –

 

"Op! Laat ons gaan en ’t Vredelied van Bethlehem verstoren, –

Het spel, te Bethlem afgespeeld

Vóór tweemaal duizend jaar" ..... Zal, zal het helgebroed versmoren

Het lied, in de eeuwigheid geteeld?......

 

Het Vredelied! – Hoe lang, o God, hoe lang zult Gij ’t gehengen,

Dat men uw Bruid vertreedt in ’t stof, –

De goden van den tijd der Eeuw hun hecatomben plengen,

Den helledraak, hem, hem ten lof?......

 

De hooge Koning, – zie, Hij draagt om d’Eeuwtrots te vernielen: –

Wat helmacht, die dees Wreker stuit, –

Ja, Wreker, – maar om straks in vree heel de aarde te bezielen

Van ’t vredelied der Vredebruid. –

 

Gij, Zieners! zaagt dien dag, dien onvolprezen dag genaken,

Die zegens reegnen zal en vree,

Wen ’t menschdom, eerst herschapen en gelouterd, weer zal blaken

Voor ’t lied, dat voert ter veilge ree. –

 

En nu, – versagen, wijken, wij, voor Satants legermachten,

Waar Michaël den storm gebiedt?.......

Wij roemen in de Krib; ons heilgeloof, ons zoetst verwachten

Doorjubelt Bethlems Vredelied?

 

Dat lied, – ’t is ons de lichtstraal door de bange worstelingen,

Die aan der zonnen Zon ontglom; –

Gij, God der Kribbe, Wien de Serafs ’t driewerf "Heilig!" zingen,

Gij, Vredekoning Christus, kom! –

 

 

Tilburg, Advent, 1909 B. Stumpel