"Attentie,
mijnheer Pieters, kassa vier alstublieft!"
De
bedrijfsleider, klein van stuk, onderscheidt zich van het overige
personeel door zijn zwarte pak. Hij verhelpt het probleem waarvoor de
caissière zijn aandacht heeft gevraagd, zijn gezicht in de plooi van
belangrijk.
De
caissière kijkt vrolijk in het rond. "Ik zal de volgende keer beter
uitkijken."
"Geeft
niet, je bent blond."
Hij
staat nog wat te dralen bij mijn boodschappenkar. Hij is wel klaar hier,
zou ik denken. En dat kind lacht ook nog. Dan laat hij zijn sleutels
vallen, in mijn tas vol boodschappen.
"Hoezo,
blond," zeg ik.
De
man kijkt naar mij op, ik draai een haarlok om mijn vinger, geef geen
krimp. Mijn gezicht in de plooi van eigen schuld, dikke bult. Van
overwinning.
Ik
til mijn boodschappentassen uit het wagentje. Onderweg naar mijn fiets
krijg ik bijna de hik van nog altijd ingehouden grijnzen. Halverwege zakt
de rechter tas door zijn hengsel. Ik hoor de knal, van mijn fles olijfolie
op het trottoir, door het plastic heen.
"Dat
ging nog net goed" zegt een vrouw achter mij.
"Ja,
dat ging nog net goed." Ik prop mijn boodschappen in de tassen
achterop de fiets. Ik stap op en rijd weg, mijn neus in de wind. Daar
staat de bedrijfsleider voor het winkelraam. Zijn gezicht in een plooi
waar ik niet over na wil denken.
januari
2005