CuBra
|
Begraven of cremeren?
Huub Moonen
Foto:
Regionaal Archief Tilburg
Begraven of
cremeren?
Enkele weken geleden heb ik een van mijn zwagers begraven.
Hoewel, begraven is niet het juiste woord, want hij is gecremeerd.
Persoonlijk blijf ik er toch enige moeite mee houden, met een crematie.
Gevoelsmatig vind ik het maar een kille en steriele bedoening.
Een misschien wel milieuvriendelijk, maar ook ietwat klinisch afscheid.
De gevoelens van verdriet en rouw zijn hetzelfde, maar toch, er ontbreekt
een dimensie.
Op het gevaar af als zijnde conservatief over te komen, heb ik toch meer met
de teraardebestelling van vroeger. Niet alleen heeft het woord al meer
cachet, de ceremonie had ook meer decorum.
Wanneer het stoffelijke overschot was overgedragen aan een
begrafenisonderneming, verscheen op de dag van de uitvaart een koets voor de
deur van het huis waarin de overledene zijn domicilie had gehad.
Twee paarden voor de koets gespannen met zwarte kleden om, kappen op en
pluimen op hun hoofd.
De koets zelf voorzien van discreet geplisseerde gordijnen, waardoor de kist
onzichtbaar bleef.
Het rijtuig ook in stemmig zwart met zilveren ornamenten. Koetsier op de
bok, in aangepaste kledij met tressen en een hoge hoed op. Soms zelfs met
een steek maar dan, net als Napoleon, dwars gedragen.
Binnen in het sterfhuis riep een aanspreker ondertussen de namen af van de
familieleden, van oud naar jong. Men stelde zich dan in die volgorde op
achter de rouwkoets, samen met partner. De heren gekleed in jacquet en hoge
lakense hoed, compleet met handschoenen. Dames uiteraard ook in het zwart
met hoedje voorzien van voile. Gelet op de grote gezinnen van vroeger was
dit vaak al een respectabele rij. Achter de familie sloten dan ook de
buurtbewoners nog aan, die vrijwel voltallig met gepaste eerbied voor het
huis stonden te wachten.Waarna de hele stoet zich lopend en zwijgend naar de
parochiekerk begaf, voor de afscheidsmis. De bedaarde, soms schrapende tred
van de paarden, echode door de straten en zorgde voor die bijzondere sfeer,
waarin men zich dicht bij de overledene wist en herinneringen haast als
vanzelf opborrelden.
Rustig, letterlijk stapvoets, schreed men voort. Er was geen aanleiding of
reden tot sjouwen of haasten.
Het autoverkeer stopte en wachtte geduldig tot de stoet was gepasseerd,
fietsers stapten af namen hoed of pet af, uit respect voor de overledene en
nabestaanden. Bij de kerk aangekomen stopte de koets voor de hoofdingang en
namen de volgers plaats in de banken. Het Godshuis was stemmig aangekleed
met zwarte doeken en veel kaarsen en bloemen. Uit de hoogte vanaf het koor
klonken de stemmen van -vermoedelijk gepensioneerde- zangers, die aangepaste
liederen zongen in het Latijns. De pastoor droeg voor deze gelegenheid een
zwart kazuifel versierd met veel zilverdraad stiksel. Overvloedig hulde hij
de kist in wolken wierook en besprenkelde die rijkelijk met wijwater. Als de
dienst was afgelopen en de kist onder de klanken van het ‘In paradisum’ naar
buiten werd gedragen, stelden de leden van het mannelijke geslacht zich weer
op achter de koets voor de gang naar het kerkhof. De vrouwen en meisjes
haakten af en vertrokken terug naar het sterfhuis of de locatie waar de
koffietafel werd gehouden. Om de een of andere, mij onbekende reden ( wie
het wel weet, mag het me melden) mochten de vrouwen niet mee naar het
kerkhof. Zij bezochten het graf pas ’s middags. Op het kerkhof werd de kist
op een paar dwarsbalkjes geplaatst boven het gedolven graf, waarna de
pastoor zijn laatste gebeden aanhief, nog eenmaal de wijwaterkwast ter hand
nam en waardig doch definitief het toneel verliet. Na zijn vertrek gebaarde
de uitvaartleider, zijn hoge hoed op borsthoogte dragend, met zijn vrije
hand naar de rouwende aanwezigen om ook afscheid te nemen. In ganzenpas liep
men dan langs de open groeve, richting uitgang en koffietafel. Waarmee er
een einde was gekomen aan een weliswaar langdurig, maar ook waardig
afscheid.
Nog wekenlang droeg men een rouwlintje op de revers, zodat iedereen kon zien
dat je “in de rouw” was.
Waarschijnlijk zullen er ook lezers zijn die dit verhaal afdoen als
achterhaald en sentimenteel gebral. Dood blijft immers dood, of je het nu
van links naar rechts of van rechts naar links leest, onomkeerbaar.
Wanneer u dan ook kiest voor het crematorium als uw uur U heeft geslagen, is
dat uw goed recht natuurlijk. Maar ik laat me niet cremeren, van mijn leven
niet!
|
|