OVER
DE NOTARIS EN NOG WAT
Illustratie:
Eppo Doeve |
Zoals iedereen weet, ligt
niet ver van de oude bisschopsstad het veeloudere dorp
Veghts. Tussen de beide plaatsen heerste over allerlei
dingen groot verschil van mening en in de enige krant die in
deze streken verscheen, de roemruchte Oprechte
Hagenbossche, die op een veel besproken verleden kon
terugzien, zagen penruiters van velerlei pluimage hun fraai
en minder fraai gestelde ingezonden stukken gepubliceerd. De
meerderheid van de bevolking van Veghts bestond uit boeren
en arbeiders, meestal bouwvakkers, en een tamelijk groot
aantal notabelen die de benauwdheid van de nabijgelegen
provinciestad en hun werk aldaar ontvluchtten voor prachtige
streken uit de omgeving. Tot deze elite behoorden vele leden
van de rechtbank, het ganse militaire gerechtshof, vele
gepensioneerden, twee heren doktoren en de onmisbare notaris
die in de volksmond algauw 'Ome Taris' werd genoemd. Hij
bewoonde met zijn vrouw en enkele bedienden 'n villaatje op
een verrukkelijk stukje grond, omringd door opgaand geboomte
zoals dit in saaie ambtelijke stukken heet. Voor het huis
lag een kleine vijver waarin ieder jaar goudvissen en
karpers werden uitgezet. Dat gebeurde niet alleen voor de
pronk, maar deze dieren maakten zich vooral nuttig als
vliegenhappers. Het natuurschoon mocht hier dan al
bewonderenswaardig zijn, met eeuwenoude eiken en beuken, met
vennen en uitgestrekte heidevelden, het dorp werd niettemin
iedere zomer geteisterd door een ware muggenplaag. |
Notaris
van Ham was als persoon iets unieks en beslist de moeite van
het zien waard. Hij was zó gesteld op wild dat hij twee
stropers in vaste dienst had die hem fazanten, hazen,
konijnen en wat al niet bezorgden, zodat hij praktisch het
gehele jaar een stukje wildbraad op tafel had. Het
politiekorps, dat uit drie veldwachters en een paar verkeerd
gestationeerde marechaussees bestond, wist dat evengoed als
ieder ander. Maar men weet hoe het gaat - een notaris staat
min of meer boven de wet.
Hij
reed in een stokoud vehikel dat nog met kettingen werd
aangedreven als ik het mij goed herinner. Bovendien had hij
nog een vuurrode wagen waarvan de kap bij mooi weer
teruggeschoven kon worden; dit voertuig was uitgerust met
twee geweldige koperen koplampen en een vervaarlijk
klinkende toeter die aan het geheel iets schrikaanjagends
gaf.
Tweemaal
per jaar reed de notaris in deze auto voor het huis van mijn
grootvader. Zo gauw wij dat merkten, verscholen wij ons op
de bovenverdieping achter de gordijnen om het indrukwekkende
schouwspel gade te slaan. Het was echt de moeite van het
zien waard hoe notaris van Ham zijn tweehonderdveertig pond
met behulp van zijn echtgenote uit hun staatsiekaros hees.
Mevrouw
van Ham hield vanwege het stof haar gezicht bedekt met een
dichte voile, terwijl haar man een angstwekkend uitziende
stofbril droeg. Het leven van deze notaris zou misschien
zonder schokkende gebeurtenissen zijn verlopen als zijn
weledelgestrenge niet tweemaal per maand naar de schone stad
Brussel toog om zich daar ‘de nagels te laten knippen’.
Pedicure en manicure waren in die dagen onbekende dingen in
Hagenbosch en de notaris had dus geen andere keus dan naar
Brussel te trekken. Mevrouw bleef in haar statige woning
stil en zwijgend achter tot haar wederhelft aanzienlijk
verjongd en met opvallend meer energie na drie dagen zijn
plaats achter het bureau weer innam.
De
heer van Ham was echter niet de enige die de zondige stad
Brussel met een regelmatig bezoek vereerde en de provincie
ontvluchtte om zich te verlustigen aan opera's, concerten,
musea en andere duistere zaken die geen daglicht konden
velen.
Vele
stad- en plaatsgenoten bezochten echter dezelfde
kunsttempels zodat er niet zo erg veel geheim bleef en dan
kwamen later op de sociëteit de tongen los. Dan werden de
praatjes aangedikt met roddel en kwaadsprekerij en al gauw
deed het gerucht de ronde dat de hooggeachte heer van Ham
door een zekere mademoiselle Léonie van zijn eksterogen en
ingegroeide nagels afgeholpen werd. Die praatjes deden de
ronde vanaf de sociëteit tot de echtelijke sponde en van
het theekransje tot aan het borreltje voor de tapkast, en
het duurde dan ook niet lang of Hagenbosch en Veghts waren
tot in de kleinste bijzonderheden op de hoogte van de
escapades van de heer van Ham in Brussel. En zoals dat met
zovele dingen het geval was, meende een pastoor met goede
bedoelingen zich met deze kwestie te moeten inlaten. Op
zekere zondag hield hij onder de hoogmis een donderpreek die
de beminde gelovigen zich nog lang herinnerden. Het ging
over onkuisheid en onmatigheid, over de te rijkelijke
geneugten van koppige, zware bourgogne en de grote gevaren
van taveernen en vrouwen van lichte zeden.
Vele
parochianen verborgen hun rode gezicht lachend in een
zakdoek; er werd heimelijk gekucht en met voeten
geschuifeld, want ofschoon deze preek voor de hele parochie
werd afgestoken, wist iedereen maar al te goed dat ze
slechts voor één enkele persoon bestemd was. Van Ham deed
echter of de hele zaak hem geen zier aanging.
Maar
toen gebeurde er iets. Korte tijd later kreeg de notaris
tijdens een van zijn escapades een beroerte, een zware
hartaanval of een 'beslag' zoals de Brabander het noemt. Met
veel moeite en zorg werd de arme kerel naar zijn woonplaats
vervoerd, waar zijn vrouw hem met geklaag en gejammer
opwachtte. Maar er wachtte hem nog meer -- de boetepreek van
de pastoor over hel en verdoemenis die de notaris het
zondige van zijn leven op een niet mis te verstane wijze
voor ogen hield, kreeg hij iedere dag te horen. Verloren zou
hij zijn, voor God en de eeuwigheid als hij de
losbandigheden uit zijn liederlijk verleden niet goed maakte
en geen boete deed.
Notaris
van Ham heeft het niet lang meer gemaakt; enkele weken na de
attaque verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige en
werden de nabestaanden bijeengeroepen voor het openen van
het testament. Zelden of nooit hebben erfgenamen na een
verscheiden zó'n teleurstelling beleefd als dat het geval
was bij het voorlezen van het testament van wijlen de
hoogwelgeboren, weledelgestrenge heer notaris van Ham, die
heel zijn vermogen bleek te hebben nagelaten aan
mademoiselle Léontine Beulemans als dank voor de jarenlange
trouwe staat van dienst en de geneugten des levens die zij
hem zo overvloedig had verschaft.
Er
volgde natuurlijk een geweldig schandaal. De erven
betwistten de rechtsgeldigheid van het testament, verzetten
er zich tegen met alle middelen waarover zij beschikten en
vochten voor hun rechten als leeuwen. Uiteindelijk werden
Léontientje en de onterfde familie het toch wel eens. De
schone Brusselse kreeg een afkoopsom zodat ze uiteindelijk
de man van haar hart kon trouwen en in een deftige wijk een
estaminet kon beginnen.
Mijn
grootvader beweerde bij hoog en bij laag dat dat café In
den spytigen duvel heette, maar of dat waar is, heb ik
nooit kunnen achterhalen.