INLEIDING
Als je zelf een
grootvader hebt gehad die prachtig vertellen kon, wat wil je
dan? In die jaren waren de begrippen wat wel en wat niet
kon, heel wat strenger dan tegenwoordig; wat er verteld
werd, was dan ook lang niet altijd bestemd voor de oren van
kleine kinderen.
Nu ik sinds jaren zelf
grootvader ben, heb ik het aangedurfd een deel van deze
vertellingen, aangevuld met eigen herinneringen en
belevenissen op schrift te stellen. Om mij geen
moeilijkheden op de hals te halen en om niemand te kwetsen,
spelen de gebeurtenissen zich veelal af in verzonnen
milieus, hebben de hoofdpersonen een andere naam gekregen en
heb ik hier en daar aan mijn vertellingen een draai gegeven
waardoor de eigenlijke personen, van wie er sommige nog in
leven zijn, in een waas van onbekendheid opgaan. Ik zou dus
kunnen zeggen, zoals dat in een film gebeurt, ‘dat alle
gelijkenissen met bestaande personen, plaatsen en
gebeurtenissen op louter toeval berusten'.
Ik draag deze bundel
vertellingen dan ook op aan mijn kleinkinderen, maar ik geef
ze de voorzichtige raad ze pas te lezen als ze eenentwintig
zijn. Ze volgen dan ook mijn voorbeeld, want vóór die
leeftijd heb ik het grootste gedeelte niet te horen
gekregen.