Illustratie:
Eppo Doeve |
Monsieur
Jean Toebaeckx, die prat ging op zijn Waalse afkomst, had in
Brabant een bloeiende papierfabriek opgericht. Zoals dat in
die dagen gebruikelijk was, sprak hij bij plechtige
gelegenheden Frans, maar dan met een afschuwelijk Tilburgs
accent. Over zijn Nederlands zwijg ik maar liever. Niettemin
waren Jean en Rosalie bij iedereen heel gezien en behoorden
ze tot de notabelen. Ze waren zeer vroom en vervulden met
een haast mystieke eerbied hun christelijke plichten. Omdat
hij een voor die dagen vooruitstrevende sociale politiek ten
opzichte van zijn werknemers voerde, werd nonkel Jean zoals
ze hem noemden, door zijn mensen als het ware op de handen
gedragen. Hij had genoeg Brabantse humor om zo nu en dan met
de plebaan overhoop te liggen en in zijn gesprekken of in
zijn brieven met deze geestelijke noemde hij zichzelf
steevast 'uw dienstwillige, godvruchtigste parochiaan'.
Het
geluk van de heer en mevrouw Toebaeckx werd slechts door
één wolk verduisterd. Na de geboorte van hun eerste zoon
had Roos haar man geen kinderen meer kunnen geven, en omdat
in Brabant een talrijk gezin als iets vanzelfsprekends
geldt, was er toch wel een beetje verdriet in hun leven. Ze
hadden echter in Louike een grote troost. Tot in de verre
omtrek stond hij bekend als de oppassendste en trouwste zoon
die een echtpaar zich maar wensen kan.
|
Hij dronk nooit een
glaasje te veel, ging nooit naar de meisjes in Antwerpen of
Brussel en hield zich ver van de jonge dames uit eigen
streek. Als hij al eens op een feestje kwam, dan ging hij
met een vrijerijtje nooit verder dan een handje vasthouden
of gaf na afloop niet meer dan een vluchtig zoentje op de
wang. Het mag dan ook een wonder heten dat moeders met
huwbare dochters van alles probeerden om deze jonge, rijke,
knappe en bovendien serieuze jongeman als schoonzoon te
veroveren. Dat bleek een moeilijke, om niet te zeggen een
onmogelijke opgave, want op zijn vijfentwintigste was Louike
nog altijd niet getrouwd. Hij werkte nu al jaren in het
bedrijf van zijn vader en tweemaal per jaar vergezelde hij
hem ook op zijn reis naar het verre Finland om hout te kopen
voor de papierfabriek. Dat deed hij altijd bij dezelfde
relatie, een oude baron van Russische afkomst die in het
land der duizend meren grootgrondbezitter was en
uitgestrekte bossen in eigendom had.
En
toen gebeurde er opeens iets dat niemand verwachtte. Er
werden telegrammen uitgewisseld, er werd in stilte
onderhandeld en ten slotte werd de toestemming gegeven:
Louike trouwde met de dochter van de boseigenaar. Dat sloeg
natuurlijk in als een bom, maar het had niet doeltreffender
kunnen gebeuren. Vader Toebaeckx kende het beeldschone
meisje van zijn vele reizen naar de hoofdstad van het land
die toen nog Helsingfors heette en gaf met een gelukkig hart
zijn toestemming. Verbijstering en vreugde overvielen hem
tegelijk. Eindelijk dan een vrouw voor Louike, eindelijk ook
kans op een kleinzoon...
Het
ging echter niet gemakkelijk; er waren veel problemen die om
een oplossing vroegen: geloofsverschillen, ambtelijke
paperassen... maar is het niet Tartuffe geweest die eens
gezegd heeft: 'De hemel verbiedt bepaalde dingen, maar weet
er ook wel een mouw aan te passen.' Ewe trouwde als
orthodoxe voor de pope. Ma voelde zich te oud voor de reis
naar het verre Finland, maar monsieur Jean vertrok na jaren
weer eens naar Helsingfors. Ook op zakelijk gebied bleek het
huwelijk een succes te zijn. Louike's schoonvader, de rijke
Fin, investeerde een aanzienlijk kapitaal in de
papierfabriek van Toebaeckx, terwijl de Brabander zijn
belangen voor een deel bij Kuuonen onderbracht. Na de
luisterrijke huwelijksplechtigheid in Finland volgde een
huwelijksmis met veel ceremonieel in Hagenbosch waarbij alle
plaatselijke notabelen aanwezig waren. Het echtpaar Kuuonen
logeerde in het deftigste hotel dat de stad kende, maar dat
kwam voornamelijk omdat Roos niet één woordje van over de
grens sprak, terwijl mevrouw Kuuonen zich alleen maar met
een paar woorden Duits kon behelpen die dan nog op een
onverstaanbare wijze gemompeld werden.
De
meisjes en de moeders uit Hagenbosch en hun familieleden
voelden zich diep teleurgesteld en waren tegelijkertijd
ontzaglijk jaloers. Het Finse meisje was een echte
schoonheid. Niemand had ooit zo'n mooie jonge vrouw gezien.
Ze had haar zo blond als koren en haar ogen hadden de blauwe
diepten van de meren van haar land. Ze was niets minder dan
een sensatie. Bovendien bleek Ewe ook hoogst intelligent. Ze
sprak vloeiend Frans, Duits en Engels en alle plaatselijke
schoonheden stonden bij haar vergeleken dan ook onmiddellijk
in de schaduw. Het mag een wonder heten, maar na enkele
maanden sprak ze al 'n aardig mondje Brabants. Er was dus
alle reden om te juichen vooral toen korte tijd later het
grote nieuws bekend werd waarnaar alle grootouders
verlangen. Ewe was een wonderlijke jonge vrouw, van een
superras, maar ze was ook netjes, bescheiden en ingetogen.
Maar
zoals alles had ook dit schijnbaar gelukkige huwelijk zijn
schaduwzijde. Het duurde niet lang of Ewe bracht het dorp in
opspraak door haar veel te vrijmoedige Scandinavische
omgangsvormen en opvattingen. Ze was zeer sportief en
bijzonder gesteld op paardrijden. Daarvoor gebruikte ze een
herenzadel en dat werd als een onvergeeflijk schandaal
beschouwd. Ze hield van schieten en zwemmen, dat laatste
deed ze zelfs nog in november en ze maakte kilometers lange
wandelingen. Louike telde algauw niet meer mee. O, ze lonkte
niet naar andere mannen, dat nooit. Ze rookte rustig sigaren
en soms zelfs een pijp, maar ondanks al haar vrouwelijke
charmes leek ze in haar gedrag eerder op een man.
Daarbij
kwam dan nog de drank en dat was veel erger. Voor het zoete
spul dat de dames in die dagen dronken, had ze alleen maar
verachting en ze trok zelfs haar neus op voor een
advocaatje, een glas madeira of 'n likeurtje. Al vroeg in de
morgen kwamen de jonge en oude klare op tafel, weldra
gevolgd door de wodka. Dit geestrijke vocht werd in grote
kisten door haar vader afgezonden. Toch ging ze met dit
alles niet te ver. Ze was nooit dronken, dat heeft tenminste
niemand ooit gezien, maar na twee glazen begon ze al te
praten als een helderziende. Ze had het dan over de geest
van een Hugenoot die 's avonds rondom het huis dwaalde en
later, als de twee glazen door nog ettelijke andere gevolgd
waren, gingen de verhalen over trollen en elfjes die door de
tuin dansten.
Nu
werden ook algauw haar avonturen van vóór haar huwelijk
bekend. Nee, dat waren geen schandaaltjes met mannen
geweest, geen amoureuze escapades. Ze was eens moederziel
alleen drie dagen lang te voet door Lapland getrokken op
zoek naar een Magiër die ze wilde spreken. Die man had haar
nooit eerder gezien, maar wel onmiddellijk herkend en na
twee dagen mediteren, had hij haar de toekomst voorspeld. De
Brabanders wisten niet meer hoe ze het met de jonge mevrouw
Toebaeckx hadden. Niemand had ooit van Lapland gehoord en
men sloeg steil achterover toen ze vertelde getuige te zijn
geweest van een gevecht tussen een man en een beer. Ze had
angstig toegekeken vanuit de top van een zwiepend
berkeboompje. De man was alleen gewapend met een mes en het
gevecht had dan ook de hele dag geduurd.
Voor
de eenvoudige inwoners van een provinciestadje zoals
Hagenbosch, was dit alles natuurlijk te veel. Men ging haar
uit de weg; de arme Ewe werd voor krankzinnig aangezien en
de enige troost die haar overbleef, was dan ook... de drank.
Toch gaf ze zich niet direct gewonnen. Drie zoons schonk zij
haar man en tot het laatst bleef ze fier, trots en
ongenaakbaar. Maar toen was het gedaan. Op een nacht
verdween ze - met de noorderzon vertrokken, zei men. Nooit
heeft men kunnen achterhalen waar zij heengegaan is, en het
arme Louike, dat rooms getrouwd was, heeft het zijn verdere
leven zonder een vrouw moeten doen.
En
de moraal van deze vertelling? Dat weet ik niet, of het zou
moeten zijn: Bezint eer ge begint.
|