Illustratie:
Eppo Doeve |
Heeft
een van mijn lezers wel eens een merketuter gezien? Zo niet,
heeft een van mijn lezers dan wel eens van dit merkwaardige
dier gehoord? Vermoedelijk niet - het aantal jagers,
vogelverspieders en echte natuuronderzoekers die het diertje
hebben waargenomen, is zeer gering. De merketuter is
praktisch uitgestorven. Vóór de Tweede Wereldoorlog zijn
er in Brabant nog enkele exemplaren aangetroffen en naar ik
meen te weten, zijn er na 1945 geen meldingen meer
binnengekomen. Nog niet zolang geleden beweerden vrienden
een merketuter te hebben gezien op het plekje grond dat ik
mijn eigendom mag noemen, maar de beschrijving die ze
verstrekten, klopte niet met wat ik mij uit mijn jeugd nog
van dit diertje herinner.
Hoe
zag die vreemde viervoeter er dan uit, zal men vragen, en
waarom is er in Artis geen of waarom heeft men niet een
paartje op de Hoge Veluwe losgelaten? Op deze vragen moet ik
helaas het antwoord schuldig blijven. Het enige wat ik u
vertellen kan, is wat ikzelf van het diertje weet: het leek
een beetje op een haas, een koalabeertje, een eekhoorn, een
bisamrat en een poes. In mijn jeugd was het al meer dan
honderd jaar verboden er jacht op te maken, maar enkele
dagen per jaar mocht men de merketuter echter wel pijnloos
vangen; als men hem grondig had onderzocht, moest men hem
weer onmiddellijk de vrijheid
|
geven. Op het landgoed van
mijn Oops huisden destijds nog enkele exemplaren.
Als
men een gast uit het westen des lands een heel hoge eer
wilde bewijzen dan nodigde men hem uit tot het bijwonen van
een jacht op dit zeldzame dier. Zo'n jachtfestijn was anders
lang geen eenvoudige zaak. Geheel in tegenstelling tot alle
jagersbijeenkomsten waarop men de dag te velde doorbrengt,
en in enkele gevallen deze sportieve gebeurtenis met een
schuttersmaaltijd bekroont, ging men bij het vangen van de
merketuter in omgekeerde richting te werk. De traditionele
borrel ontbrak natuurlijk niet, die ging er zelfs aan
vooraf, maar daarna kleedde men zich in stemmig zwart en nam
men aan tafel plaats voor de maaltijd. Na de poussé
café verscheen de koddebeier op het terras om aan te
kondigen dat de jacht uitsluitend bestemd was voor de heren
van het gezelschap. Daarop werd er nauwkeurig gecontroleerd
of de jagers lakschoenen of pumps droegen. De dames waren
van deelneming uitgesloten.
Tevoren
legde mijn grootvader haarfijn de techniek van het vangen
uit, want hier ging men uiteraard anders te werk dan bij een
normale jacht. In de ene hand moest men een rieten mand
houden en in de andere een kaarslantaarn. Zodra de
jachtopziener het teken had gegeven, ging men op pad, in
volkomen stilte, waarbij men een onderlinge afstand van
ongeveer drie meter bewaarde. De ijle grondmist, die op een
zomeravond dikwijls komt opzetten, maakte het gras wat
vochtig maar dat ongemak nam men graag op de koop toe. De
jager, die de merketuter het eerst ziet, moet er met een
snelle sprong op afschieten en de rieten of tenen mand over
het vluchtende diertje stolpen. Het is echter een gebiedende
eis volkomen stilte in acht te nemen; vooral luid geschreeuw
en grote uitbundigheid moeten worden vermeden - die passen
helemaal niet bij deze jacht. Als alle deelnemers de
merketuter hebben bezichtigd, moet men het diertje de
vrijheid weer teruggeven: de winnaar krijgt dan een
jachttrofee. Er zijn in deze wereld nu eenmaal
lichtgelovigen en sceptici, maar zelfs de grootste
twijfelaar nam alles wat mijn grootvader zei,
onvoorwaardelijk ernstig op en hechtte geloof aan zijn
woorden.
En
zo gingen de jagers dan zwijgend op pad terwijl ze het natte
gras binnensmonds vervloekten. Minuten leken wel kwartieren
te duren en het ongemak van de jacht zorgde ervoor dat men
na een half uur de moed al begon te verliezen. Maar toen zag
opeens iemand in het struikgewas iets wits: het was grijs
gevlekt en onbeschrijflijk lelijk. De jager die er het
dichtst bij was, wierp zich onmiddellijk op de prooi maar
struikelde helaas en kwam languit in het drassige gras
terecht. Hij miste de merketuter dan ook, zij het op een
haar na. De tweede jager leek meer geluk te hebben, maar net
toen hij de sprong wilde wagen, ging de merketuter er
vandoor. Het was dan ook de derde jager die hem buit maakte.
Met een lenige sprong dook hij naar voren, sneed het diertje
de pas af en stolpte de mand eroverheen. Nieuwsgierig kwam
iedereen om de geluksvogel heen staan. Bij het zwakke licht
van de kaarslantaarn werd de mand voorzichtig opgetild en
toen... barstte men in een schaterend gelach uit. De
merketuter bleek een speelgoedbeertje van mijn grootvaders
jongste kleinkind te zijn! Er zat een lange, zwarte draad
aan die de jagermeester achteloos in de hand hield...
Ja,
zó probeerde men in Brabant de westerlingen bij de neus te
nemen - men hield ze eerst gemoedelijk voor de gek, maar dan
sloot men vriendschap tot in de lengte der dagen. 's
Lands wijs, streeks eer, zou men het met een kleine
variant op een bekend gezegde kunnen noemen.
|