Opvouwen
Ze houdt het sierkleed
onhandig vast. Daar staat ze, in haar lange jurk. Met haar witte schoenen
vol natte grassprieten. Mijn Tante Mies uit Tilburg, tweeënnegentig jaar.
Krachtig en broos tegelijk. Ze staat in de motregen op een slordig gemaaid
veldje van Lelystad Airport. Het is stil. Hier staat een bedroefde moeder.
Het hoofd voorover gebogen, de hand aan de kin, de wijsvinger tegen haar
onderlip. Ze kijkt bedachtzaam naar de bronzen plaquette op een grote
steen. Zojuist onthulde zij dit herdenkingsmonument. Ze leest voor
zichzelf de namen die daarop staan. Negen namen. De voorlaatste naam is
die van haar dochter. Ze leest ‘Ingrid van der Vliet, 1ste
stewardess’. Ja, dat is ze. Tante Mies kijkt en wij staan om haar
heen en kijken naar haar. Haar jongste zoon gaat nu naast haar staan. Hij
beschermt haar met zijn paraplu. De liefde druipt ervan af. Hun gedachten
gaan naar december 1974. Ingrid had zojuist aan haar moeder gevraagd:
"Als de telefoon gaat, niet opnemen hoor, ze beginnen misbruik te
maken van mijn dienstbaarheid". Toen ging de telefoon en Ingrid nam
in een impuls op. Het was Martinair, of Ingrid wilde invallen voor een
zieke stewardess. Ze aarzelde even maar het verzoek was dwingend. Toen
hoorde ze zichzelf ineens ‘ja’ zeggen en pakte ze plichtsgetrouw haar
koffertje in. Ze vertrok. Het zou haar laatste reis worden. Op vier
december 1974 vloog haar vliegtuig met 191 inzittenden tegen de bergen op
Sri Lanka te pletter. Alle passagiers en de negen bemanningsleden kwamen
om. Van Ingrid is nooit iets teruggevonden. Pas gisteren werd de plaquette
voor die bemanning onthuld. Daar staat Tante Mies. Met het sierkleed in
haar linkerhand. Haar zoon fluistert haar toe: ‘Mam, je hoeft dat kleed
niet op te vouwen, hoor’. Ze glimlacht een schuin mondje en snift.
Sommige tranen stollen nooit.