Nationale top-hotspot
In een tijd dat het woord ’hangjongeren’
nog uitgevonden moest worden, draafden mijn vriendje Wimpy en ik door de
weilanden van onze jeugd naar het gymzaaltje achter buurtcafé
Koningshoeven in Tilburg. Wij waren melkmuilen maar waanden ons
onoverwinnelijk. In het gymzaaltje zaten langwerpige ramen en wij wisten
dat in één ruit een groot gat gaapte. We droegen een emmertje en daarin
lagen verse, compacte paardendrollen die wij verzameld hadden bij de
boerderij. Wij slopen rond het zaalgebouw, gluurden naar binnen en
ontdekten dat er een zwangerschapsgymnastiekles bezig was onder leiding
van een grijze vrouw. Ik heb altijd goed kunnen mikken. Ik nam een
paardenvijg in de hand, wierp en zag tot mijn grote sensatie de drol
ongehinderd door het gat zeilen en vlak voor de leidster op de kurkvloer
uiteenspatten. Wimpy en ik wilden dolgraag de onthutste reacties van de
zwangere dames bekijken, maar maakten ons meteen als een stel lafbekken
uit de voeten. Even later keerden wij terug naar de zaal, allebei met een
stront-riek in de aanslag. Toen de gymjuf ons zag naderen, kwam ze naar
buiten. Ik herinner me van die confrontatie nog maar één zinnetje. Dat
kwam uit de mond van Wimpy. Hij schoof zijn brilletje recht, prikte met
zijn riek in de richting van de juf en sprak de historische woorden:
"Nou, dúrf dan! Dúrf dan!" Ach, dat waren nog eens tijden! De
zwangerschapsleidster nam contact op met pastoor Vissers, die ging met
mijn moeder praten en ik moest van mijn zakgeld een bosje bloemen kopen en
mijn excuses aan gaan bieden. Ik dacht terug aan deze schaamtevolle
jeugdherinnering toen ik las dat er door het tv-programma EénVandaag een
enquête is gehouden onder 21.000 Nederlanders over de overlast door
hangjongeren. Wat blijkt? Amersfoorters ondervinden in Nederland de meeste
hinder van hangjongeren. Niet Amsterdam, niet Den Haag, zelfs niet
Rotterdam staat op nummer een. Nee, Amersfoort is de nationale top-hotspot
en zet zichzelf weer eens flink op de kaart. Onze stad houdt niet van
jongeren. Wij schenken jongeren een pannaveldje en dan hopen we dat ze
zich koest houden. Maar jongeren houden zich niet koest. Die gaan
onverantwoord scheuren op scooters en ergens paardenvijgen naar binnen
gooien. Dat is van alle tijden. Ik pleit niet voor een keiharde aanpak van
onze jongeren, maar voor een strenge tolerantietraining voor stadsburgers.
Kleine kinderen worden immers groot en de pastoor is dood.