Dotter
en Smeer
Als
de levensader stottert
In
mijn dichtgeslibde lijf
En
ik word niet snel gedotterd
Ben
ik spoedig koud en stijf
En
mijn wringende gewrichten
Wreken
zich gegarandeerd
Als
ze om ze te verlichten
Onvoldoende
zijn gesmeerd
Dus
wanneer de levensader
Van
mijn haven wordt bedreigd
Wil
ik dat die ik dat kader
Soortgelijke
kansen krijgt
Piushaven,
tart de mortel
En
weersta de asfaltdoem
Blijf
je smeren met je wortel
Blijf
gedotterd door je bloem
Uit:
"Piushaven, levende have" (Stichting Thuishaven Tilburg,
2004).
|