INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 25 november 1932

 

 

Het Eeuwfeest van de Zusters van Liefde

 

Liefde zonder Eigenliefde 2     1877-1932

 

 

De Congregatie van Tilburg verloor in hem haar stichter, haar onvergetelijken vader; het Hoofdbestuur zijn steun, zijn raadsman, zijn verdediger en beschermer. De zorgen der Overste waren nu verdubbeld, doch manmoedig zette zij haar zwaren taak voort tot ze in de Goede week van 1881 ziek werd en de geneesheer pleuris constateerde, waaraan zij den 24sten April (Beloken Paschen) in den namiddag stierf. Haar einde was volkomen kalm en geheel in overeenstemming met wat zij daags voor haar ziekte geantwoord had aan een Zuster, die verklaarde erg bang te zijn voor den dood: "Maar kind," had ze gezegd, "bang zijn voor uw Bruidegom? Hij zal met open armen gereed staan om ons te ontvangen als we voor Hem geleefd hebben!" De laatste woorden tot de haar omringende Assistenten waren: "Werpt al uw zorgen in het H. Hart."

De opvolgster was een Tilburgsche van geboorte nl. Overste Syncletica, in de wereld Joanna, Maria Smarius. Den 8sten September 1847 was ze op twintigjarigen leeftijd ingetreden en deed in 1850 haar eeuwige Geloften, waarna ze aanstonds Overste werd te Zonhoven in België en in 1853 is ze reeds Vicares van Moeder Begga. Verder was ze de eerste Overste in Engeland en toen het eerste Huis in Amerika te Baltic werd gevestigd, "leende" Mgr. voor een jaar Moeder Syncletica uit om daar te beginnen. Toen keerde ze naar Engeland terug en werd van daar uit tot Algemeen Overste gekozen.

Ze begon met zelf alle Huizen achtereenvolgens te visiteeren, waarbij ze steeds aandrong op de onderlinge liefde. Van de Zusters moest kunnen gezegd worden, wat gezegd werd van de eerste Christenen: "Zij hebben slechts één hart en ééne ziel." Ze muntte uit door een buitengewone liefde voor de armen. In den bar kouden winter van 1890 liet ze met Kerstmis een bijzondere uitdeeling doen aan meer dan 400 huisgezinnen in Tilburg, die ze liet voorzien van kleeding, dekking, voedsel en steenkolen. Andere Huizen volgden gretig dit schoone voorbeeld van het Moederhuis na.

In 83 Huizen werd 23 November 1882 het Gouden Feest gevierd en aan het Feestontbijt de Circulaire van Moeder Syncletica, die met groote opgetogenheid geschreven was, met niet minder blijde stemming voorgelezen en aanhoord. Onder Syncletica ging de Congregatie nieuwe verre banen op en zond haar Liefdezusters als Missiezusters naar Oost- en West-Indië. In Augustus 1895 werd het Moederhuis vereerd met Vorstelijk bezoek nl. van Koningin Wilhelmina en de Koningin-Regentes, en de Koningin-Moeder verleende het volgende jaar aan Moeder Syncletica de Ridderorde van Oranje-Nassau. Moeder Stanislaus te Zwolle had het jaar te voren dezelfde onderscheiding ontvangen.

In het laatst van 1896 werd Moeder Syncletica ongesteld en begin Februari van het volgend jaar was haar toestand zeer zorgwekkend. Toen ze zich den 12den van die maand had laten bedienen, liet ze zich in haar rijstoel nog naar de recreatiezaal rijden en zich nog naar de zieke Zusters brengen om deze nog een opwekkend woord toe te spreken. Een paar dagen later stierf zij. Haar laatste woorden waren: "Laten wij de liefde, de liefde, de liefde vast houden en de eensgezindheid en alles zal wel gaan." Vrijdag 19 Februari werd ze begraven.

Moeder Leocritia volgde haar op als vierde Algemeen Overste. Ze werd gekozen op 5 April 1897 door de gezamenlijke Moeders der Nederlandsche, Belgische en Engelsche Huizen, die te zamen negentig Conventen met ongeveer drieduizend religieuzen vertegenwoordigden. Zij was Vicares der overleden Overste geweest. Ze werd gekozen met op één na algemeene stemmen. Mgr. van de Ven kon niet nalaten over deze buitengewone eensgezindheid zijn hooge voldoening uit te spreken.

De nieuwe Overste was 7 Januari 1833 te Grave geboren, dus reeds 64 jaar oud. Door haar verblijf in Amerika en Oost-Indië, waar zij de onderhouding van den Regel overeenkomstig het tropisch klimaat had geregeld en gewijzigd, had zij overvloedig gelegenheid gehad geheel de Congregatie te leeren kennen. Ook deze Overste bleef in haar rondschrijven bij herhaling en voortduring aandringen op het onderhouden der onderlinge liefde. Het Diamanten Jubelfeest in 1907 viel onder haar bewind, nadat ze in 1901 zelf haar Gouden Professiefeest had gevierd. Zij zorgde meer voor bevestiging der bestaande dan voor oprichting van nieuwe kloosters. Toch kwam op 4 November 1901 nog het Ziekenhuis te Groningen tot stand, dat daar in een nijpende behoefte voorzag. De kapel verrees op de plaats, waar voorheen de Vrijmetselaars hun Meester hadden gehuldigd. Door bemiddeling van een niet-katholiek werd het pand van de Loge gekocht. Het mocht niet in Roomsche handen komen en toen de vroegere eigenaren bij de overdrachtsbeschrijving merkten wie de nieuwe eigenaars waren, ontsnapte hun dan ook een hartelijk gemeend: "Nu hebben zij het toch!"

Moeder Leocritia deed heel de Congregatie opnemen in de Broederschap der H.H. Martelaren van Gorcum en spoorde telkens haar Zusters aan veel en vurig te bidden voor de bekeering van Nederland. Op voorstel van Mgr. Henricus van de Wetering stond zij in 1898 toe, dat de Zusters van het St. Antonius-gesticht in Utrecht zich belastten met de Wijkverpleging. De Instelling van de "Kribbetjes", een schoon werk van naastenliefde en zielenijver deed zij op 16 Mei 1903 in het Moederhuis beginnen. In Mei 1897 vroeg Mgr. Staal te Batavia van Rijkswege Zusters aan voor de verpleging van soldaten en inlanders in het groot Militair Hospitaal op Atjeh. Na vurig gebed en rijp beraad ging het toezeggend antwoord "Acceptons" naar Batavia, doch door het spoedig daarop gevolgde afsterven van Mgr. Staal werd het plan verijdeld.

In 1901 vierden alle Huizen met grooten jubel het Gouden Kloosterjubilé van de Algemeene Overste, die op 15 April door H.M. de Koningin tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau werd benoemd. In 1903 toen haar eerste zes bestuursjaren om waren, werd zij en met haar het geheele Bestuur herkozen. Na de volgende zes jaren wenschte zij voor zich de welverdiende rust en koos men op 17 April als haar opvolgster Zuster Maria Theresinia, Moeder te Willimantic in Amerika. De Assistenten werden herkozen. Het waren de Zusters M. Assisia, M. Anne, M. Constance en M. Octavienne. Moeder Leocritia genoot nog tot 1915 van haar rust. Toen is zij op 4 Augustus met de H. Communie als laatste spijs zacht en kalm ingesluimerd om niet meer te ontwaken.

Theresinia (Francisca Favier) was 4 Augustus 1861 te Hilvarenbeek geboren. Na kweekeling in het educandaat van het Moederhuis te zijn geweest, trad zij 11 Mei 1879 in en legde 16 Mei 1880 haar tijdelijke geloften af, die 12 Juli 1883 door de eeuwige werden gevolgd. Na ruim 8 jaar Overste geweest te zijn in Aarle-Rixtel moest zij in 1903 die zelfde waardigheid gaan bekleeden te Willimantic in de Ver. Staten. Op den 17den April 1909 werd zij tot Algemeen Overste verkozen en begon zij onmiddellijk alle kloosters te visiteeren. Onder deze Overste zijn slechts 3 Huizen begonnen, waaronder op 15 Mei 1910 het beroemde St. Antonius-Gesticht te Utrecht, het Gasthuis, waar den geheelen dag polikliniek is van verschillende specialiteiten.

Onder haar bestuur werd Pater Van Rossum C.ss.R., wiens eenige Zuster als Moeder Gerulpha in de Tilburgsche Congregatie leefde, tot Kardinaal verheven en op verlangen van den nieuwen Kardinaal begaf Moeder Theresinia met Moeder Gerulpha en een der Assistenten zich naar de H. Stad. Den 23sten Januari 1912 hadden de drie Zusters het groote voorrecht met den Kardinaal en zijn Secretaris in 's Pausen eigen vertrek door Z.H. in particuliere audiëntie te worden ontvangen. Bij die gelegenheid verzocht de Overste den Paus den Kardinaal Protector aan de Congregatie te willen verleenen. De H. Vader voldeed aan dit verzoek en benoemde als zoodanig Kardinaal Van Rossum. Bij een bezoek bij Kardinaal Vives, dat hierop volgde, zei deze tot de Zusters: "Kardinaal Van Rossum is uw Protector geworden, maar gij hebt niet één maar twee Protectors in Rome, want Kardinaal Van Rossum en ik, wij zijn één."

De Zusters in Suriname kregen in 1913 haar Overste op bezoek. Kort na haar terugkeer trof het hoofdbestuur niet alleen maar geheel de Congregatie een gevoelige slag. De innig beminde Vicares, Zuster Maria Assisia, reeds lang door een pijnlijke ziekte aangetast, werd den 30sten Juni 1913 door een zenuwberoerte overvallen, waaraan zij overleed, nadat zij den 12den van de laatste H.H. Sacramenten was voorzien (*). Zuster Maria Rosalie volgde haar op. Een maand later kreeg Tilburg bezoek van den Kardinaal Protector. In 1914 visiteerde Moeder Overste de Huizen in Engeland en Amerika en nog juist voor het uitbreken van den wereldoorlog, juist op den dag der mobilisatie, was ze in Tilburg terug. Gedurende den oorlog bleef zij bij voortduring haar Zusters aansporen te bidden voor den vrede, geen onnoodige uitgaven te doen opdat ze haar goede werken zouden kunnen blijven voortzetten.

Toen met Pinksteren van het jaar 1918 het nieuwe Wetboek van het Kerkelijk Recht verplichtend werd, moesten de Constitutiën en Regelen daarop geheel worden ingericht. Dit bracht een voortdurende uitgebreide correspondentie met den Kardinaal Protector en diens Secretaris met zich. De invoering van het nieuwe Wetboek werd tevens oorzaak, dat Moeder Theresinia in 1920 haar ambt neerlegde en opgevolgd werd door een harer Assistenten Zuster Maria Christine, die als Assistenten kreeg toegevoegd de Zusters M. Rosalie, M. Octavienne, M. Anne en M. Leonie.

Deze Overste is het onder wie de Congregatie haar Eeuwfeest vieren mag met honderd Huizen en drieduizend zevenhonderd en vijftig Zusters. Dat de Congregatie nog steeds roepingen trekt, blijkt wel uit het feit, dat bij de laatste halfjaarlijksche intrede in October van dit jaar niet minder dan vijfenzeventig Postulanten binnenkwamen en het nog pas gebouwde Postulaatgebouw geheel is gevuld. Om eenig beeld te geven van de ontplooide werkzaamheden zij vermeld, dat in 1931 in de diverse ziekenhuizen der Congregatie 22.500 zieken werden verpleegd en op haar scholen in dat zelfde jaar 56.235 kinderen werden onderwezen.

Groot, heel groot feest zal er zijn op 23 November in het Moederhuis, waarbij de Aartsbisschop en verscheidene Bisschoppen zullen tegenwoordig zijn, maar ook in de Succursalen zal blijde feestgevierd worden, zooals alleen maar kinderen Gods in de blijheid van dat Kindschap vermogen feest te vieren. Één lid der Congregatie zal het feest buiten den gezelligen kring eener Communiteit vieren moeten. Terwijl haar medezusters van "De Majella", de bekende Melaatschen-inrichting te Paramaribo, gezamenlijk het Eeuwfeest zullen vieren, zal Zuster Theresa feest vieren met de met haar afgezonderde 215 melaatschen in haar kleine huisje, waar zij met haar lotgenooten alle lief en leed deelt, dat er in zoo'n melaatschenkolonie te deelen valt. Theresa is sedert de oprichting in 1894 de eenige Zuster, die door de verschrikkelijke ziekte is aangetast. Alleen haar handen zijn tot nog toe onaangetast. Die zal zij op den Jubeldag innig devoot vouwen om God te danken voor de Stichting harer Congregatie, waarin zij een ware Heldin van liefde is, een schitterend voorbeeld van "Liefde zonder Eigenliefde".

 

ANTON VAN WELSEM, Pr.

 

 

* Zuster Maria Assisia was een Deventersche van geboorte. Over haar lezen we in de Kroniek, waar deze over de komst der Tilburgsche Zusters in Deventer schrijft, het volgende:

Een meisje van dertien jaar placht telkens het gesticht om te wandelen om toch maar een Zuster te kunnen zien. Eens kwam ze na een vergeefsche tocht vrij laat thuis en werd door moeder beknord. Naar de reden van haar lang uitblijven gevraagd, bekende zij die in allen eenvoud. "O," hernam de moeder - (en nu ben ik zoo vrij den kroniekschrijver een weinig te verbeteren) - "was ie mäö in huus ekommen, wie hebt de Waarde Moeder zoo juust hier ehad. Wat jammer, da'j neet in huus wazzen, dan ha'j ze näör hertelust können bekieken!"

Diepe verslagenheid en groote spijt van het kind, dat niemand anders was dan Doortje van Welsem, de latere Zuster Assisia, de alom beminde Vicares van het Moederhuis, die zooveel tot heil en bloei harer dierbare Congregatie gedaan heeft.