|
Diverse auteurs - Verspreide publicaties
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 19 november 1962
Van vroeger dagen
Dichterlijke vrijheidsstrijder uit Tilburg
Tijdens de Franse revolutie zijn woelingen ook ons land niet bespaard. In 1794 kwamen de Franse legers binnen 's Hertogenbosch en begon de vrijheidsactie, door de Patriotten ingezet, overal uit te breken. Ook Tilburg bleef niet onberoerd. Brabant werd zich bewust van zijn kracht en na eeuwen van onderdrukking als Generaliteitsland lieten van hieruit woordvoerders zich horen. Voorlopig klonk de eigen stem van het herboren Brabant in 's lands vergaderzaal, waar Guljé, Van Sasse van Ysselt, Luyben en Van Son de rechten van het lang verwaarloosde zuidelijk gewest bepleitten. Doch in onze stad roerde zich terdege Pieter Vreede. Hij was geen Tilburger van geboorte, doch had zich vanuit Holland hier gevestigd. Dat hij een man van betekenis geweest is, leeft na in de naam Pieter Vreedepad in het centrum der stad, al is het geen straat van betekenis geworden. 's Lands politiek bewoog hem zeer en hij uitte zich in woord en geschrift. In 1939 is een verzamelwerk verschenen, getiteld "Zóó is Noord-Brabant" en daarin schreef Anton van Duinkerken een artikel over "Noord-Brabant in de Nederlandsche letterkunde". Het is de moeite van het herlezen waard. Hij schreef, dat de taal der toenmalige woordvoerders doorgaans andere dan strikt-literaire verdiensten had, maar het pathos van Pieter Vreede draagt toch de schoonheid in zich van een oprechte, vurige bezieling. Op Oudejaarsavond van 1795 spreekt hij als aftredend representant, verwachtend dat Brabant de volgende dag gelijkberechtigd met de andere provincies zijn zou. En er zit vaart in de ode, waarmede hij dan zijn toespraak besluit:
O Gij, in wiens geduchte hand Het lot berust der stervelingen! Die volken voert tot gloriestand, En volken doet in gunst en lot, Richt gij, bepaal in gunst en lot, O, Groote God!
Na eeuwen slaafs in 't juk te gaan, Na eeuwen klagen, jamm'ren, zuchten, Gloort eind-lijk onze vrijheid aan En biedt ons hare rijke vruchten. Dat ons dit heil tot deugden wekk' Ten zegen strek'!
Geef krachten, waar de kracht ontbreekt, Geef licht bij vele schemeringen. Zou, daar de hand haar boei verbreekt, Vooroordeel nog de harten dwingen? Maak gij én hand én harten vrij Van slavernij.
Zoo klinkt ons danklied in 't rond, Zoo doet de vreugd de harten gloeijen, Zoo zegent elk den morgenstond, Waarop de vrijheid aan mocht spoeden, En Brabant smaakt voor 't eerst geluk Na al zijn druk.
Feitelijk zou het nog duren tot de eerste maart, eer Brabants afgevaardigden hun intrede deden in de Staten. Maar dit doet niets af aan het gloedvol betoog, dat uit deze vrijheidsstrijder opklonk. Al zou tegenwoordig stijl en woordkeus anders klinken.
|