|
Diverse auteurs - Verspreide publicaties
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 7 februari 1959
't Is weer vastenavond!
Bom der zotheid barst los over het zuiden
Het dreunt al in m'n oren als nadeun van vorige jaren. Want waar ge met Vastenavond in Limburgse of Brabantse steden komt, viert de carnavalspret hoogtij, als de Brabander met z'n rijke fantasie los is. Hij heeft behoefte aan spel, waarin hij zijn verbeelding de vrije loop kan laten. Dit treft en boeit menig vreemdeling, die aanvankelijk onbegrijpend tegenover al die drukte en lawaai staat. De publieke opinie geeft drie dagen en drie nachten per jaar gelegenheid de boeien van dagelijkse sleur te vergeten, romantische verbeelding tot werkelijkheid te maken en contrasterende personen, boeren en boerinnen en allerlei, tot 'n eenheid van drie dolle dagen te maken. 't Mag mits artistiek en schilderachtig, tintelend van gloed, kunst en gezonde humor. 't Is de allerhoogste wijsheid Af en toe eens zot te zijn!...
Enige oude liedjes voor carnaval en rommelpot Te Tilburg echter heeft een flinke carnaval nooit wortel geschoten. 't Is wel ooit geprobeerd. Ook al om de uitgaande mens in eigen plaats te houden, doch het lukte niet. Wel hebben we de kinderen, die hun liekes zingen en met de rommelpot lopen. Hoewel die foekepot in Tilburg ook al nagenoeg verdwenen schijnt. En toch... die rommelpot te bezitten op de bewuste dag gaf een wereldje op zich, vol Vlaamse humor en Breugeliaanse zwier. De vastenavondliederen munten niet uit door schoonheid en beschaving. "Dat gaat naar Den Bosch toe" is nog wel een van de beste. Maar verheffend durf ik niet noemen de straatdeun, die bijzonder past bij klompengeklos: Hup, Marjanneke, Stroop in 't kanneke, Hup, 't is vastelaovend, Hup, Marjanneke, Stroop in 't kanneke, Want 't is carnaval. Dikwijls wordt die deun gevolgd door: Geen cent meer in de zak, Geen knoop meer aan de (broek) frak, En 't zal nie lang meer duren. Komt zingen wij voor het laatste: En we gaan naar het kamp van Zeist.
Oeteldonks volkslied 't Oeteldonkse volkslied wordt alleen bij plechtige gelegenheden gezongen: bij de ontvangst van de prins in de troonzaal en op de Oeteldonkse feestavonden: O, Pronkjuweel van heel de Aard, Ons dierbaar Oeteldonk, Door niets en nimmer evenaard, Geen naam die schoner klonk! (bis) Waar is op gans het wereldrond Een watervrij moeras, Zo schoon als waar ons wieg eens stond De Oeteldonkse plas? (bis)
Wat vruchtb're akkers, rijk beplant Met knollen en radijs, En bergen van het schoonste zand In 't Noordbrabants Paradijs! (bis) Een wijs bestuur, dat spreekt van zelf, Voegt aan zo'n lustwarand. De Oeteldonkse Raad van Elf Wordt gek haast van verstand. (bis)
En eens in 't jaar met Carnaval, Viert men met zang en glas, Een jolig, prettig narrenfeest In 't watervrij moeras. (bis) Bescherm, O Prins, de Carnaval, Dit Oeteldonkse feest, Dan heerst er vreugde overal. Naar lichaam en naar geest. (bis)
De "rommelpot" Scheen het enkele jaren geleden, alsof de plattelandse vastenavond-folklore in de zuidelijke Meyerij aan het uitsterven was, in ieder geval aan het aftakelen, bleek zulks allerminst het geval moeten worden genoemd. In de dorpen zag men tal van jongens met de traditionele "rommelpot" op stap. In groepjes van twee gaan zij de huizen langs en de boerderijen af, om, als op hun gebel of geklop de deur is opengedaan, met volle geluidsaccoorden deze rommelpot in beweging te brengen met zijn dof-grommend gebrom. De begeleidende liederen zijn van verschillende aard. Een ervan dateert nog uit de tijd van de befaamde kruidendokter: En heb je 't niet gelezen Al in de Bossche krant, Dat Sequa is gekomen, Al in ons vaderland? Al heb je kromme benen, Al heb je rummatiek, Dan ga je naar Sequa henen, Hij geneest je met meziek. Rommelpotterij, rommelpotterij, Geef me wat, dan ga ik opzij.
Een andere allicht meer gebruikelijke rommelpottekst is: Jan, 't is vastenaovend, Ik kom nie thuis veur 't aovend, 't Aovend in den maoneskijn, As vaejer en moejer naor bed toe zijn. Dan kumt den boer op klompe, Zieme zamme zompe. Gekken Dries, gekken Dries, Vertel 't nie, Onze Jan is dronke.
Vrouwke 't is vasteaovend Een derde luidt: Vrouwke, 't is vasteaovend, We komen nie thuis veur t'aovend. Wat zullen we t'aovend eten? Boontjes in de ketel, Eier in de pan geslaan, Op 'nen vasteaovend. Hier 'nen stoel en daor 'nen stoel, Op elke stoel een kussen. Vrouwke houdt oewen kinnebakkes toe, Of ik sla er nog ene tussen, Tussen de neus en tussen de kin Daar kan nog wel 'ne spekkoek in.
Een vierde: Ik heb zo lang met de rommelpot gelopen, Ik heb geen geld om brood te kopen. Akkebakkerij, De muts opzij, Geef me 'ne duit Dan ga ik voorbij.
Te Eindhoven Een vijfde, dat te Eindhoven gezongen werd, luidde: 't Is weer vasteaovend En ik kom nie thuis veur 't aovend. 't Aovend in de maoneschijn, As vadder en moeder naor bed toe zijn. Dan loop ik naar de buren, Dan laot ik mijn potje schuren En krijg ik een stuk van 't verkensg.. Zeg ik vlug: Snij maar diep, snij maar diep, Snij maar in mijnen vinger niet.
|