b
|
Cees Weltevrede Poëzie
BEGANE GROND
tussen diepzeeën en firmamenten leiden wij ons leventje op een klein stukje begane grond
het is een gezellig stukje we hebben veel jolijt
maar de kelders lopen ook wel eens vol water of er is een schoorsteenbrand
regelmatig tellen we mekaar om te zien of iedereen er nog is...
dat is geen leuk spelletje want we verliezen meestal
wel leuk is het met z'n allen naar het koren te gaan om te oogsten
dan vergeet je bijna dat het maar voor even is: ons leventje op ons stukje begane grond
-o- in niets lijk ik op een boer met blote voeten een sportbroekje aan ontbloot bovenlijf zonnebril op loop ik over mijn akkertje maar vind -als hij- dat god het goed gedaan heeft de natuur
-behalve dan dat verdomde onkruid maar dat is dan ook des duivels werk-
-o-
van jezus christus hoor je de laatste tijd ook niet veel meer
hij zal toch niet dood zijn en begraven en opgestaan en opgevaren te hemel?
-o- op een dag kwam ik bij god god zei: zo jongen ben je daar en wat kun je allemaal?
nou lieve heer zei ik op aard heb ik voor schoolmeestertje gespeeld dus ik weet zo het een en ander
kun je ook zingen vroeg god jawel heer eenvoudige riedeltjes drie ganzen in het haverstro bijvoorbeeld
maar schubert ging de heer verder nee lieve heer wel op de blokfluit een paar deuntjes maar zingen... nee
ga dan terug en keer weer als je de hele WINTERREISE kent
het is kunt heer als je de winterreise kúnt
-o-
het is lente nu de mensen krijgen nieuwe ogen en hun nieuwe oren luisteren een oud verhaal
over bergen en door dalen worden verten voelbaar van weleer
mij buigend over bloesems ruik ik de zoetheid van het leven zelf ik proef het onbeduimeld ZIJN
nu kan ik dus gerust doodgaan er is licht!
-o- 't is hemelvaart vandaag maar ze moeten mij daarboven maar niet kwalijk nemen dat ìk nog even hier beneden blijf
ik heb mijn bordje rijst met goulash nog niet leeg
-o- een boom denkt niet: daar komt een zwerver hier is mijn schaduw
een boom zegt niet: daar komt een dichter hier ruist mijn blad
een boom voelt niet: daar komt een zager hier is mijn hout
een boom denkt niets een boom zegt niets een boom voelt niets
een boom kent alleen die ene woede:
groei
mijn god ik ben een boom
-o- ik weet allang dat het avond is en vijf voor twaalf
maar voor ik straks ga slapen wil ik nog even wat muziek maken
dat is alles
-o-
zo wil ik dat ik er eens bij zal liggen: de ogen toe de mond gesloten bleek -dat wel- maar zonder die trek van verbittering om de mond
en eigenlijk heel lief hier nog liggend
-alsof ik naar zachte saxofoonmuziek luister-
terwijl ik allang elders ben
-o- (voor rinus verhoeven, beeldhouwer)
heer ik hoor de motorzagers met hun brm brm brm uit de hobbyshop tegen voordeelprijs heer de motorzagers met hun stomme kop
zagen: iepen-wortelnoten-beuken- dennen-dennen-dennen
zagen: iepen-wortelnoten-beuken- dennen-dennen-dennen
zagen: bronsgroeneikehouten om en om en om liefst met duizend diamanten knoesten en takken vol-op-knop
heer ik hoor de motorzagers met hun brm brm brm met hun godvergeten stomme kop die hoerenlopers van het woud voor wie geen tronk te traag is als tie maar val-len-de prooi van hun zaag is
zij maken van hun haard hun god vuurmonden sperrende vuurmonden hongeren naar meer tanden knarsende tanden knarsen om meer dennen-dennen-dennen beuk...
BEUK!
ik ben eens op een zomeravond -een bronsgroeneikehouten amourette- ik ben eens op een zomeravond: een bronsgroeneikehouten
aaaaahhh...
nachtegaaltje zingt niet meer
heer gelieve op mijn vriend te letten hij heeft een bronsgoeneikehouten tic
de iepen-wortelnoten-beuken- totempalen naar zijn hand te zetten tot zachte herinneringen aan een voorbij-e vogel
|
|
|
||
|
||