|
Berry
van Oudheusden
'De
hemel.
[café
Tinus van Ham, nu de Troubadour]
Als ik in bed lig hoor ik
het tikken dat soms een hele avond duurt. Het is een prettig getik, niet
van een klok of zoiets, meer onregelmatig, soms zacht en dan weer iets
harder, meestal langzaam, en dan ineens tik-tik-tik. Er zijn ook stemmen
bij, ver weg, onverstaanbaar, er wordt gelachen en soms hard geschreeuwd.
Toch zal ik altijd in slaap vallen.
Als ik wakker word omdat ik moet plassen, roep ik mijn oma. Die komt naar
boven met haar jas die ik over mijn pyjama aantrek, en haar pantoffels die
al warm zijn maar veel te groot. Zo ga ik voorzichtig de steile zoldertrap
af, door de woonkamer naar buiten waar het altijd koud is. Op het
binnenplaatsje staat een gebouwtje met een hartje in de deur, en binnen in
dat hokje moet ik het zware deksel van het gat afhalen. Ik ga zitten en
plas.
Het is niet de lucht van poep of pies die ik hier ruik. De geur komt
ergens anders vandaan en is een beetje zuur, maar wat? Het tikken klinkt
hier harder dan op zolder, de stemmen ook, en ik hoor er zelfs wat muziek
bij. Na het plassen ga ik weer naar binnen en val ik weer in slaap.
Op een bepaalde avond gaat alles anders. Ik lig in het bed en er is geen
getik. Wel zijn er veel stemmen, en ook de muziek klinkt nu heel
duidelijk. Er wordt gelachen en gezongen, maar toch ben ik altijd in slaap
gevallen. Tot plotseling het licht aan gaat en oma bij mijn bed staat met
de jas en de pantoffels. Voor ik echt helemaal wakker ben staan we op de
koude straat en wordt er een glazen deur geopend.
Het is daarbinnen erg druk, veel mensen die aan tafeltjes zitten, en
glimlachen als ik binnen kom. Midden in de ruimte staat Tante Lies in een
lange witte jurk met een stukje glasgordijn op haar hoofd, en ze zoent de
man naast haar in het zwarte pak. Ik heb hem ook wel eens gezien, bij oma
in de gang, met zijn tong in de mond van tante Lies. Iedereen ziet er blij
uit, er wordt hier gelachen en gezongen, maar het is er vooral erg mistig.
Dan word ik op een verhoging getild en mijn moeder loopt naar een apparaat
met bewegende lampjes. Ze drukt op een paar knoppen en ineens hoor ik de
muziek die ik zo leuk vind: ‘Let’s twist again’. Iemand trekt de jas
van mijn schouders en iedereen is ineens muisstil. Maar ik twijfel geen
moment en zwaai met mijn heupen, spreid mijn armen, en soms raak ik met
mijn kont bijna de grond. Dan kom ik weer soepel omhoog en zelfs de
pantoffels halen me niet uit mijn ritme. Iedereen zingt mee, en overal zie
ik wiegende konten, gestrekte armen en zingende monden: ‘Come on,
let’s twist again’.
Als de muziek afgelopen is, wordt er keihard voor mij geklapt. Ik denk: ik
wil hier nooit meer weg. Hier wil ik blijven, bij deze mensen, in deze
mist. Hier, in die zure lucht. Maar dan doet oma mij die jas weer aan en
word ik door die glazen deur naar buiten geduwd. Even later lig ik in het
bed en hoor dat het zingen nog lang doorgaat. De hemel bestaat, dat weet
ik nu zeker. Daar leven mensen die lachen en zingen, en het is er erg
mistig. Er leeft een vrouw in een witte jurk met een glasgordijn op haar
hoofd en de muziek daar is geweldig!
Later kom ik er achter dat het tikken het geluid is van twee witte en een
rode bal, en dat het lachen van mannen is die met lange stokken tegen die
ballen stootten. Daar waren mijn opa en mijn vader vaak bij, en zij lachen
ook. Ik mag voortaan wat later opblijven als ik bij oma logeer en ik
geniet aan een tafeltje van het getik en van de zure lucht. Maar dan word
ik weer opgehaald door mijn oma om naar bed te gaan. Ik ben jaloers, want
die mannen mogen in de hemel blijven en ik niet.
En nu, vele jaren later zijn mijn opa en mijn vader weer in de hemel.
Misschien is het een heel andere hemel dan achter die glazen deur, maar
hopelijk is het er net zo mistig en staat er ook zo’n apparaat waar
muziek uit komt. Ik groet jullie alvast: Let’s twist again!.
|