De
nieuwe badkamer
Verliefdheid
maakt blind, zeggen ze. Ik ben het daar niet mee eens: verliefdheid laat
je juist meer zien dan er is.
Iedereen kent die
slecht opgeruimde badkamers wel. De voegen tussen de tegels moeten wit
zijn, maar ze groeien na verloop van tijd vol zwarte algen, die alleen met
chloor te verwijderen zijn en binnen de kortste keren zijn ze er weer. Als
je de deur van de badkamer opendoet, staat tegen de rechterwand meestal
een strijkplank; er zit een bruingeschroeide hoes overheen, die in het
midden al een gat vertoont. Onder de wastafel staat de stofzuiger; de
anderhalve meter lange slang daarvan ligt over de vloer. Als je enkele
stappen doet, struikel je er bijna over. Boven de wastafel hangt een
spiegel met een barst links onder. Van die spiegel is het zilver op veel
plekken weggeërodeerd; als je erin kijkt, lijkt je gezicht vol ongezonde
vlekken te zitten. Bij het bad hoort een zeepbakje. Dat zit vol zeepresten
in verschillende pasteltinten. Het bad zelf heeft een stroeve bodem wegens
slijtage. Aan de wanden zijn gezellige lampjes gemonteerd; jammer dat er
wel altijd een paar zijn die het niet meer doen.
In de Portugese
havenstad Porto had ik een afspraak met Lenita, het meisje met wie ik twee
weken eerder kennis had gemaakt toen ik in de flat van haar ouders
behangpapier ging plakken. Na vijf uur in de gloeiende zon langs de rivier
de Douro gelopen te hebben, stond ik tegen half 3 ‘s middags op haar te
wachten bij het ruiterstandbeeld op de Praça da Liberdade. Zo nu en dan
liep ik om de reusachtige voet van het standbeeld heen, want ze kon best
aan de andere kant naar mij staan uit te kijken. Ik was oververhit en
bezweet en geneerde me een beetje voor wat komen ging.
Op een gegeven
moment was het zo ver. Daar stond ze, in een sneeuwwit jurkje, fris
geparfumeerd. Met haar lange rode haar leek ze uit een sprookjesboek
geknipt te zijn. Ik was even sprakeloos. Ze gaf me een koele
begroetingskus en zei: "Ga met mij mee naar mijn flat, dan kun je
daar in bad". Ze hield een taxi aan en al gauw waren we op weg. Ik
zei Lenita dat ze de taxi moest laten stoppen bij een kledingwinkel, want
ik wilde toch wel een zuiver overhemd aantrekken. Ik kocht ook nog een
schone onderbroek en een paar sokken; wat ik aan had was allemaal
doorweekt en onfris.
Lenita wees me de
badkamer. Ze had de kraan al opengezet. Het water ruiste vriendelijk
achter mijn rug terwijl ik me uitkleedde. Ik voelde me als in een soort
hemel. De lampjes tegen de wanden kaatsten gouden lichtflitsen tegen de
glanzend witte tegeltjes, die als een kaleidoscoop allerlei kleuren lieten
zien: zacht rood werd rose; blauw, citroengeel en olijfgroen wisselden
elkaar af. De spiegel blonk als een zilveren, pas gepoetst antiek
dienblad: ik keek erin en zag tot mijn vreugde dat hij me mooier maakte
dan ik wist dat ik was. Dat kwam me vandaag goed uit. Bedwelmende
lavendelgeuren stegen op uit het badwater. Ik liet me erin glijden.
Bovenaan in de
wand links was een breed raam, waar de Portugese blauwe hemel door naar
binnen viel. Even meende ik dat er zachte muziek klonk vanuit de
overloopafvoer van het bad, vlak bij mijn hoofd, maar dat moet verbeelding
geweest zijn.
Toen ik goed een
week later thuiskwam, zei ik tegen mijn vrouw: "Antje, morgen ga ik
onze badkamer afbreken. Alles wordt helemaal nieuw". Ze keek me
verbaasd aan: "Waar is dat goed voor?". Ik zei dat ik in
Portugal, in een van de huizen waar ik behangen had, een betoverend mooie
badkamer gezien had. "Die ga ik namaken", zei ik.
De volgende dag
begon ik te breken. Eerst de centrale verwarming leeg laten lopen om de
radiator in de badkamer weg te kunnen halen. Het toilet met stortbak
schroefde ik los. Beneden sloeg ik het geval in stukken en mikte die in de
vuilcontainer. Ik hakte alle tegels weg. De hele vloer ging eraan. Zelfs
het beton onder de vloer, alle kranen en leidingen, de verlichting, de
wastafel en de spiegel, alles verdween. De muur met de deur tussen de
badkamer en de overloop haalde ik weg. In de plaats daarvoor bestelde ik
bij een timmerfabriek een hardhouten kozijn, waar ik geribbeld
ondoorzichtig glas voor kocht en een deur met hetzelfde glas erin. Ik
sloopte ook nog het raam dat uitkeek op de straat, met het bijbehorende
kozijn. Van het hardhout dat de timmerfabriek overhield aan mijn
bestelling maakte ik een nieuw kozijn en van een onderneming in Amsterdam,
die daarmee adverteerde, liet ik een lamellenraam van geslepen en getint
glas komen. Ik isoleerde de vloer met dik plastic en siliconenkit en liet
een betonfabriek een lading beton brengen voor de nieuwe vloer. Dan nog
alle tegelwerk gekozen, gekocht en tegen de wanden bevestigd.
Na drie weken
harde arbeid was de badkamer klaar. Mijn vrouw was wel tevreden. Nu viel
er veel buitenlicht via de badkamer de overloop binnen. Maar wat het
allemaal gekost had? Dat durf ik zelfs nu, achtentwintig jaar later, nog
niet op papier te zetten. Ook dus een nieuw toilet, een stortbak, een
wastafel, een spiegel in een wandaccessoire met verlichting ingebouwd,
nieuwe kranen en leidingen, nieuwe verlichting, een nieuw plafond.
Een jaar later
ging ik met Antje logeren bij de ouders van Lenita. Met haar had ik een
levendige correspondentie onderhouden.
De eerste de beste
keer dat ik daar weer in die badkamer kwam, liep mijn moreel een klap op.
Rechts achter de deur prijkte een strijkplank met een half verschroeide en
in het midden kapotte hoes. Onder de wastafel stond de stofzuiger; de
slang daarvan lag over de vloer en je moest uitkijken om er niet over te
vallen. Van de zes wandlampjes waren er twee buiten werking. De vier
andere gaven slecht licht. De voegen tussen de doffe tegeltjes waren grauw
van de algen.
Ik keek in de
spiegel en zag allemaal zwarte vlekken. In de bril van de wc zat een
barst; als je erop ging zitten, knepen de randen van die barst je vel
bijeen, wat flink zeer deed.
"Is dat nou
die badkamer die je vorig jaar gezien hebt?", vroeg mijn vrouw.
"Nee", zei ik en ik voelde me een verrader; "dat was heel
ergens anders. In een huis waar ik behangen heb".