Voor Marietje
een moordenaar, een
geestelijke
eeuwen en vóór ons
alle tijdperken,
swingend,
met wijwater ingeluid.
de afstand tussen god en
duivel
de afstand tussen liefde
en haat
de afstand tussen leven
en dood
de afstanden zijn van
niets
in afstanden zijn er
mannen
die
's ochtends in het koor
des levens
's nachts in het koor
des doods
de waarheid zingen
de waarheid als een lied
nazingen
niet jouw waarheid, niet
mijn waarheid
en niet de waarheid van
een meisje
dat als een heilige
alleen in de taal van
een vreemdeling
haar lijden zingt
het lijden zingt.
uiteraard,
de moordenaar niet een
wolf noch een vreemdeling
de vermoorde niet een
rood gekleed meisje
zij, allemaal waren van
ons
een sprookje waren wij
nimmer en nooit.
maar hier,
de waarheid is
een onschuldig ontwerp
dat
haar hoofd rust op de
peluwen der stad
om onze kinderen,
in angst en duisternis
hoop en moed te
schenken.
|