Het
oogstfeest
Ik
heb wat klein fruit in mijn tuin,
de
aalbes, de kruisbes, en een variant
die
mijn vrouw de josta noemt.
Als
evenzovele ronde, zachte borstjes
stralen
de bessen mij in de vroege zomer tegen,
en
als ik ze plet en proef,
kleurt
het sap mijn lippen van liefde.
Ik
heb laaghangend stamfruit in mijn tuin,
wat
paarse pruimen en een pronte perzikboom.
In
de volle zomer laat ik de vruchten
zacht
welvend door mijn handen gaan,
en
als ik de jongevrouwenbuikjes pluk,
trillen
mijn vingers van liefde.
Ik
heb hoogstamfruit in mijn tuin.
Aan
de doorgeschoten takken hangt sporadisch
een
zware appel of een opgeblazen peer.
Maar
door het hele jaar overschaduwt
het
zware bladerdek het zachte ooft beneden,
en
de wortels vreten het voedsel,
de
melk, de nectar van mijn teerbeminden.
Ik
zal de stammen moeten hakken
zodat
dit kleisterlicht verdwijnt
en
ook het volgend jaar
mijn
oogst een sap- en lippenfeest kan zijn.
Ad
van Schijndel, 12 jan, ’02
|