De
klok verzet, om zes uur donker,
de
goot ligt vol met blad en drek,
mijn
buurman heeft een pees verrekt,
en
’s nachts in kerk en kroeg? ’t Stonker!
Er
valt dit najaar weinig vreugde
te
behalen in oude liefde of in spel,
want
wat ik van de zomer heugde,
liep
verloren in een stomme hel.
Toch
hoop ik nog op morgen,
oh
Björk,
want
onder zwanendons verborgen
zing
jij je avondvespers voor ons uit.
en
klinken onderhuids nog zorgen,
dan
dans jij die het donker uit.
|