Waar
nu een strakke muur van maïs
langs
weg en pad mijn zicht beperkt,
-
van huizen zie ik slechts het dak
en
zonder stam de kroon van beuk en berk –
gaan
morgen weer tot opening van de herfst
boer
en kneuzer heftig aan het werk.
Terwijl
kolf en pluim in stroken sterft,
verschijnt
het zicht weer heilig tot de kerk.
’t
Is omgekeerd als met mijn lief. Want waar
zij
open straalde in de zomerzon
en
uitzicht bood op golven huid en haar,
heeft
zij al vroeg haar zomerkleedje afgedaan
en
heel haar lijf bedekt zover zij kon:
zij
was gekneusd al voor de herfst begon.
Sept.
'05