|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 9 (161-180)
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 1 juli 1933
161 De transatlantische massavlucht
We hadden al zoo vaak gevraagd: Waar blijven d'Italianen? Maar eind'lijk zijn ze toch gestart Met hun aeroplanen. Hoe vaak de start werd uitgesteld Dat valt niet meer te tellen; Maar nu toch wordt de sprong gewaagd Door Balbo's vrijgezellen. Bij voorbaat zijn z'erin geslaagd Om spanning te verwekken, Al zullen z'ook wel zonder dat De aandacht blijven trekken. Want vier-en-twintig tegelijk Zijn nog nooit opgestegen Voor een Atlantisch' overtocht Langs zulke hooge wegen. Ze hebben zich den tijd gegund Om het goed uit te kijken En zullen veilig daarom wel Den overkant bereiken. De Luchtvaart maakt met deze vlucht Opnieuw een stuk historie, Terwijl er veel wordt toegevoegd Aan d'Italiaansche glorie.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 5 juli 1933
162 Het einde van den oudste
Toen de Turk Zaro Agha - in Juli 1933 - de oudste man ter wereld, op sterven lag. Hij verkeerde in de grootste armoede en was door iedereen verlaten.
Ieder leven neemt een einde Ook al duurt het wel eens lang En de dood kijkt niet naar leeftijd Niet naar tijd en niet naar rang. Zaro Agha ligt op sterven, Ook het eind' is dus in zicht Van den man die 't langst van allen Op deez' aard' is opgelicht. Want U weet wel Zaro Agha Is het oudst van allemaal, Hij is nu al 160 Ook al is-ie nog niet kaal! Thans schijnt ook de tijd gekomen Voor den oudsten onder ons, Die den laatsten tijd ging lijken Op een uitgeknepen spons. Wijl hij abnormaal bejaard was, Vond men het de moeite waard Dezen grijsaard t'exploiteeren Als de oudste man ter aard'. Maar hij heeft niets dan misère Op deez' wereld slechts gekend En geloof maar dat-ie blij is En verlangend naar het end. Door zich aan te laten gapen Had hij heel veel geld gespaard, Maar dat heeft hij weer verloren, Hebben and'ren thans vergaard. Eenzaam ligt hij op zijn ziekbed, Zijn familie kent hem niet; Vreemden moeten collecteeren Nu men hem niet eens meer ziet. Dat is dus het tragische einde Van den oudsten wereldling, Die misschien nog niet van oudheid Maar van narigheid verging!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 21 juli 1933
163 Rijmelarij van Voici
Aangenaam was ik getroffen Door uw vers - ook dát was áf - In hetwelk u als "Bér" (?) mij Werkelijk voldoening gaf. Aardig was het te vernemen Van een onbekenden gast, Dat ik hem door mijne versjes Naar genoegen had verrast. Zulk een uiting van waardering Moedigt ongetwijfeld aan En ik zal er dan voorloopig Wel mee verder blijven gaan. Wil ze echter steeds beschouwen Als bescheiden rijm'larij; Als tragiek of als satire Op de grote maatschappij. Zeker, stof is steeds aanwezig Die benut ik dan ook graag, Maar of élken dag een versje Leuk zou zijn is nog een vraag. Daarom dicht ik niet te dikwijls, Maak m'n versjes ook maar klein En ik hoop dat z'u en and'ren Lang nog naar genoegen zijn.
VOICI
PS Het is mij meermalen gebleken, dat er geachte lezers(essen) zijn, die gaarne een rijmelarijtje gemaakt zagen op een of andere gebeurtenis of toestand. Ik houd steeds gaarne rekening met de wenschen van het publiek, die mijn "poëtische ontboezemingen" onder de oogen krijgen en daarom wil ik aan dergelijke verzoeken - mits niet te bezwaarlijk en geen reclame - best voldoen. Men richte ze daartoe, evenals op- of aanmerkingen of andere correspondentie, via de redactie eenvoudig aan VOICI
Voici schreef het bovenstaande "Rijmelarij van Voici" naar aanleiding van het op donderdag 20 juli in de NTC onder Ingezonden Stukken gepubliceerde volgende vers:
Rijmelarijen aan Voici
't Werd van mij al een gewoonte, 'k Vond het o zoo int'ressant, Versjes van Voici te lezen In uw veelgelezen krant. Werkelijk, 'k vond ze toch zoo aardig Uwe rijmpjes, waarde Heer, Waarom schrijft u, want je kent het, Die gedichtjes niet veel meer.
Tusschen Tekst en Tusschen Letteren Was het opschrift laatste tijd, De redactie schold u daarom Al het risico zoo kwijt. Ga dus verder met uw verzen, Schrijf gerust maar iederen dag, Uwe rijmen zijn in orde Dat ze ieder lezen mag.
Stof dat kan je daaglijks krijgen, Ongelukken, en nog meer, Waarom schreef je van Heer Balbo Zijn prestaties niet eens neer. Bijna honderd stoere vliegers Vlogen over d'Oceaan, Dunkt u niet dat zoo'n prestatie Niet eens in een vers mag staan?
Ook de zware ongelukken, 't Is geen kleinigheidje, zeg, Die er Zondag pas gebeurden Op dien gladden slibberweg. Is de tijd nog niet gekomen Dat hieraan iets wordt gedaan? Nou, dan zullen door dien rotweg Meerd'ren naar het kerkhof gaan.
Nu de hoop maar dat ik spoedig Uit de hand van Heer Voici Wederom zijn leuke versjes In uw blad verschijnen zie. Daaglijks in de krant zoo'n versje, Ieder leeft daarin toch mee En de krant krijgt door uw rijmpjes Menig nieuwe abonné.
Bér
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 25 juli 1933
164 Pioniers
'tIs haast niet meer bij te houden Al dat racen door de lucht; Wat maar naam heeft in het vliegen Is ineens omhoog gevlucht. Balbo met z'n volgelingen Koos het hoopvol hoogerop; Zijn machines ronkten smalend: "Zeil en stoom, wat doe j'in't sop?" Wiley Post heeft ons bewezen Dat het toch niet moeilijk bleek Om de wereld rond te vliegen In, wanneer je wilt, een week. Strakjes koop je - ik voorzie het - Zoo eens even voor verzet Voor een tochtje om de wereld Een achtdaagsch retourbiljet. Ook de Lindy's zijn weer bezig Met het zoeken naar een route Langs dewelke men het kortste Over'n oceaanvlucht doet. Mollison en echtgenoote Hebben ons eens laten zien, Dat je ook best pech kunt hebben Met een oceanisch vliegmachien. d'Eerste tocht van John en Amy Was bij het begin al slecht; Bij de tweede kwam het echtpaar In het ziekenhuis terecht. And'ren 'lijk Litouwen's vliegers Brachten het er tragisch af; 'tEinde van hun haast geslaagde Oceaansprong werd het graf… Zij verdienen onze hulde Ook al kwamen zij niet weer, Want zij zullen voor ons blijven Pioniers van't luchtverkeer.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant -woensdag 26 juli 1933
165 Hondsdagen
Als de droppels op je hoofd staan En er straaltjes langs't gezicht Langzaam langs je mond afvloeien Die meer open staat dan dicht… Als je liever lui dan moe bent Of veel beter ligt dan loopt… En je aan je hals geen boord draagt, Mouwen van je hemd opgestroopt… Als de kleeding aan je lijf plakt En je niets dan puffen doet… Als j'alleen maar naar je werk gaat Daar je voor de kost dat moet… Als het eten niet wil smaken En je niets dan water drinkt… Als je stilstaand het gevoel hebt Of je recht den grond inzinkt… Als je scheel wordt van de kleuren Van de polohemden-dracht En het meisje zonder kousen Zich niet onfatsoenlijk acht… Als de musschen niet meer vliegen En de hond de schaduw zoekt… Als de zwem- en badinrichting Een record bezoekers boekt… Als je achter op de fietsen Niets dan badhanddoeken vindt En de ijscolui beweren Dat een beet're tijd begint… Als de ramen en de deuren Heel den dag wijd open staan En je met een natte zakdoek Om je ooren loopt te slaan… Als de menschen niet meer weten Wat te doen tot lafenis…
Nou, dan kun j'uit variatie Zeggen dat "'t warrem is!"
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 1 augustus 1933
166 Gandhi weer ongehoorzaam
Gandhi werd alwéér gegrepen, In zijn leiderstaak gestoord; Was weer ernstig ongehoorzaam, Zette zijn campagne voort. Even taai en onverzett'lijk, Toonde zich het Britsch gezag, Arresteerde den Mahatma Die iets deed wat weer niet mag. 'tIs weer een begin van lijden, 'n Mogelijkheid tot hongerkuur; Wáárvan haalt in vredesnaam toch Gandhi 't lijd'lijk strijdersvuur. Één ding is ons opgevallen Wijl't hier anders pleegt te zijn Namelijk de kalme houding Buiten arrestatielijn. Slaat men hier aan't razen, tieren, Liefst gepaard nog met verzet, Gandhi doet het heel deemoedig, Geeft zich over met gebed.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 3 augustus 1933
167 Zeven in één slag
Ontroering en ontsteltenis Vaart door het heele land Bij d'autoramp die thans zoo koud Vermeld staat in de krant. Al kent ge deze menschen niet En staat g'er ver vandaan, Ook door u heen zal toch wel iets Van diepe deernis gaan. Voor deze mannen was wellicht Het visschen een genot, Maar hard trof in d'ontspanning na Den arbeid hun dit lot. Wat moet er niet zijn omgegaan Toen plots de wreede dood Hen met een ruk in 't water joeg En zeven levens sloot. In vijf gezinnen is hierdoor Weer diepe rouw gezaaid, Waar de verkeersdood zeven maal In één slag heeft gemaaid.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 3 augustus 1933
168 Rijwielplaatjes
Fietsers en gij, fietseressen, Hebt gij allen reeds gedacht Aan het nieuwe rijwielplaatje, Dat weer blinkend op u wacht? Op den eersten van Augustus Is het ieder jaar den tijd, Dat men zich zoo'n (on)ding aanschaft Wijl men dan geruster rijdt. Een rijksdaalder vraagt de fiscus Voor de luxe van een fiets; En wanneer dat soms te veel is Krijg j'een plaatje wel voor niets. Maar toch blijft het een gezanik Al die rijwielplaatjeslast, Daar men steeds hieraan moet denken: Ziet men het en zit het vast. Want men moet het zichtbaar voeren En ook goed zijn vastgelapt, Wil het door een lange vinger Straks niet worden weggegapt… Wil je narigheid voorkomen Dok dan die f 2,50 maar, Anders wordt het ook een Oogstmaand Voor den "Halt-Rijksambtenaar"! 'kHoud niet van zoo'n blik-kwitantie, Ook al kreeg ik het voor niets; 'tAardigste rijwielplaatje vind ik Een leuk meisje op de fiets.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 8 augustus 1933
169 Zomerzondag
Indrukken van een dagjesmensch.
Zondag zijn we met z'n allen Maar naar buiten toe gegaan, Want zoo'n ongewone hitte Is in huis niet uit te staan. Nou, we waren met z'n achten: Eerst m'n vrouw (die telt voor twee), Sjaantje, Krisje, Toos en Tiesje En de kleine ging ook mee. 's Morgens vroeg zijn we vertrokken Met z'n allen in de bus; Aangezien die daâlijk vol was, Hing ik vast al aan de lus. Tiesje, want dat is een snotneus, Gaf ik al heel gauw een pats, Want hij zette met een krijtje, Op m'n rug een groote krats. Ik was blij toen wij er waren En ik buiten werd gezet, Ook al wist ik toen vooruit al: Nou begint ze pas de pret! Krisje ving al aan met zeuren Of-ie nog geen ijsco kreeg, Maar in plaats van toe te geven, Gaf ik hem een rake veeg. Sjaantje, d'oudste, die per uur groeit, Zei al dat ze honger had, Maar ik zei dat ze most wachten Of maar teruggaan naar de stad. Als we nou al gingen eten Zou er 's middags niets meer zijn; Jopie kreeg nu wel de flesch vast, Want die is ook nog zoo klein. Eerst zijn w'in het bosch gaan wand'len En daar was het lekker frisch; Tiesje wou weer vuurtje stoken, (Met die jongen loopt het mis!) 't Is me wat met al die kinders, Houden nooit d'r vlerken thuis; Nou, ik heb ze flink gewaarschouwd En gedreigd: "We gaan naar huis!" Om ze maar wat zoet te houden, Heb ik limonaad' gevoerd; Toosje stiet direct d'r glas om Sjaantje zei: "Ik wor beroerd!" Maar dat was van haar een smoesje En dat zegt ze wel eens meer, Want dan wil ze nóg een glaasje, Nou, ik dee't voor dezen keer. Als je zoo een dagje uit bent, Kijk je niet zoo nauw, niet waar? Mie, m'n vrouw, zat flink te puffen, Maar die doet wel meer zoo raar. 's Middags kwam de groote "piekniek" In een rustig deel van 't bosch; En toen kwamen naast de tongen Ook de magen even los. Tiesje, want dat is een vlegel, Gaf ik weer een flinke tik, Want hij zat al vóór de ei'ren T'eten van de krentenmik. En ik moest er maar gauw bij zijn Anders kreeg ik zelf niks; Alles bij elkander kostte Deze luns ons nog geen riks. En we hebben fijn gegeten, Alles zoo maar uit de hand; 't Smaakte best al was de boter En het brood vermengd met zand. Toen de piekniek eind'lijk op was Zijn we maar weer opgestapt; Sjaantje scheurde weer d'r jurk, Maar dat wordt wel opgelapt. Onderweg kreeg Krisje ruzie Met ons Tiesje om m'n vest, Wie het langste het most dragen, Maar ik gaf ze op d'r test. Stel je voor m'n Zondagsch vessie: Ieder had een slippie vast En ze hebben zóó staan rukken, Dat het van geen kant meer past. Toen nog even naar den speeltuin, Waar het al weer vechten was Om de rechten op een schommel, (Tiesje kostte het z'n das). En terwijl de kinders speelden, Zaten Jopie, vrouw en ik Rustig op een stoel te eten Van de resten van den mik. Plots kwam Sjaantje simmend roepen: "Pa, ze doet het weer ons To!" Wat ze deed kon mij niet schelen, Maar ik zei: "Kwijk toch nie zoo!" Want je zoudt je toch sjeneeren Met zoo'n opgeschoten kind, Ook al is ze thuis een hulp Als je zelden zoo maar vindt. Tegen zessen zijn we allen Langzaam maar weer opgestapt; Ik vond óók dat er voldoende Lucht en hitte was gehapt. De kind'ren waren moe en lastig, Hangerig en erg zwart, Ook al waren ze vervelend, Sloeg ik daarom niet zoo hard. Toen weer in de bus naar huistoe Na wat eten gauw naar bed; En ik zit nú al te sidd'ren Voor zoo'n nieuwe Zondagspret!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 12 augustus 1933
170 Ze missen niets!
Wanneer je thans het wel en wee Der aarde moest bezingen Dan kon je best volstaan met niets Dan akelige dingen. Want als je thans de kranten leest Dan denk je: "Wat is 't leven?" Het is voort' niets dan narigheid Die er staat neergeschreven. Het eerste blad begint al vast Met honger en ellende Op Cuba waar het opstand is En weer een reuze bende. Dan lees je van Amerika Van moorden en ontvoering; Een politieke hetze brengt Heel Ierland in beroering. Tyfonen, stormen en zoo meer En and're groote rampen Die zorgen dat we weer opnieuw Voor 't leven moeten kampen. Dan staat de krant ook altijd vol Van brand en ongelukken; Van "hij kwam in de vlammen om" Of "reden hem in stukken". En als je daar soms niet van leest, Dan hoor je wel van moorden, Van overvallen of van roof In allerlei accoorden. En waar geen werkeloosheid is Daar hoor je wel van staken Wat meestal dan gepaard moet gaan Met flink wat herrie maken. Zoo is het alles bij elkaar Een reeks van aak'ligheden, Zoodat er niets gemist wordt door Hen die reeds overleden.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 17 augustus 1933
171 't Wordt belachelijk
Of ze nemen met die Gandhi Of die Gandhi neemt met hen Daar in Indië voort' een loopje, Want nou wordt het toch maar "jen". Gandhi heeft het maar voor't zeggen, Als men weigert wat hij wil, Gaat hij maar een beetje staken; Da's voor hem voort' een paskwil. Want dat vasten werd van Gandhi Het gebruik'lijk dreigement En het is voortaan een kunstje Dat slechts hij het beste kent. Gandhi zei tot de regeering: "Nou is't uit, ik vast me dood!" Met het zegerijk gevolg Dat men hem excuus aanbood. En hij heeft het weer gewonnen, At weer gauw een stuk citroen; De "regeering" nam een houding Van "ik zal het niet meer doen". Voor mijn part is al dat Gandhi, Van belangrijk vleesch en bloed, Voor wie echter een regeering Zich niet b'lach'lijk maken moet. Het kan zijn, dat men voorloopig Hier weer herrie mee verdrijft, Maar ik vraag aan de regeering Waar nu haar prestige blijft.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 augustus 1933
172 Het meisje op z'n malst!
't Doorsnee meisje van het heden, Dat zich vreemd is gaan (ont)kleeden, Heeft aan charme veel verloren En kan mij niet meer bekoren. 'kWil niet terug naar vroeger tijden En de frissche lucht vermijden; Ook ik houd niet van het stijve, Maar men moet niet overdrijven. Tegenwoordig zie je meisjes Lijkend op geplukte sijsjes; Bloote beenen onder rokken Aan de voeten echter sokken. Juist de voet die frisch moet blijven Is men in de wol gaan drijven En daarboven ziet men beenen Van een kleur als klinkersteenen. Schoenen met meest platte hakken, Die de élegance doen zakken En waardoor ze vaak gaan loopen Of ze juist uit 't water kropen. Dan een "jurk" zonder mouwen, Waar de hals is uitgehouwen, Met daarboven soms gezichten Als van doorgebrande lichten. Om dan nog maar niet te spreken Van de houding en de streken, Die zich somm'gen permitteeren Of ze zich nou nooit geneeren. J'hoeft je eigen niet te kleeden Naar de achtiend'eeuwsche zeden, Maar dat wil ook weer niet zeggen Het fatsoen opzij te leggen. Ook ik houd van zon en zomer, Ben geen ouderwetsche droomer, Maar men moet mij niet vertellen: Dit is volgens spo(r)tmodellen. Ja, men kan zich zomersch kleeden, Doch niet 'lijk de negers deden, Of door schaamte te ontladen En gezondheid zwaar te schaden. En dan denken ze waarachtig, Dat ze werk'lijk allemachtig Leuk en aardig ons toeschijnen, Maar dan moet nog veel verdwijnen.
Geef mij maar een meisj'als dame, Dat zich nimmer hoeft te schamen, Waar je oov'ral mee kunt komen: Da's het meisjes MIJNER droomen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 7 september 1933
173 Taxitis
Toen - in 1933 - de taxibedrijven als paddestoelen uit den grond oprezen.
Als een bende jonge wolven, Die goed uitgehongerd zijn, Zijn ze plots'ling losgelaten Op nog onbegraasd terrein. Als een troepje dolle honden Renden zij toen door de stad, Links en rechts langs alle kanten Naar wie hen geroepen had. Maar toen kwam de concurrentie En er kwamen wolven bij, Die het blaffend koor versterkten En luid jankten: "Hier zijn wij!" Al die wolven gingen eten Van hetzelfde stukje brood; Toen dat kleine stukje op was, Maakten zij elkander dood. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Da's de fabel van de taxi's Van de ci-, be-, peu- en til; Immer was 't dat wat de één heeft Ook de and're hebben wil. Maar ik weet wel dat de eerste Die van al dit tax-gesis Met de grootste winst gaat strijken Zeer beslist de Rijkstax is!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 11 september 1933
174 M A J E S T E I T
Deze top-manifestatie, Dit geweldig défilé, Al dat daverend gejubel En dat donderend hoezee… Ook dat zalvende "Wilhelmus", Dat zoo grootsch en forsch weerklonk En dat laaiend enthousiasme, Dat uit aller oogen blonk… Al die vaandels en die vlaggen Kleurend bont het Stadion, Dat in grootte nog te klein bleek En niet méér nog bergen kon… Deze nationale hulde Aan de Moeder van het Land, Die daar zoo spontaan gebracht werd Recht uit alle rang en stand…
Wel, die hulde heeft bewezen Wat er in ons volk leeft Voor de Vrouw die zeven lustra Zich geheel gegeven heeft Voor de taak die op Haar rustte, Voor de dikwijls zware plicht, Voor dewelke Zij nooit bukte, Doch zich steeds heeft opgericht. In die jaren was Z'een voorbeeld En in waarheid K o n i n g i n; Haar figuur en daden droegen Steeds den stempel van Vorstin. Daarom was het een oprechte Hulde, trouw en dankbaarheid, Die door Nederland betuigd is Aan een ware M A J E S T E I T.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 14 september 1933
175 Stormy weather!
Nou is het uit, het regent weer! De zomer is gebroken! En door het traag verschietend blad Komt herfst opgedoken. De zomerzon bleef lang ons trouw, Maar kon niet langer blijven; De najaarszon, die zwakker is, Bleek makk'lijk te verdrijven. Als eerste kennismaking is Al flink wat nat gevallen; De "natte moesson' treedt nu op En zal weer veel vergallen. We weten nu: het is voorbij Met hitte en vacantie; We krijgen nu het najaarsweer: Kil, grillig, geen garantie. De boer alleen die lacht ermee, Die stond er op te wachten; Het land lag dor en droog al lang Naar water te versmachten. Zoo zijn er meer die met dit weer Nu goede zaken maken, Die heelemaal - Sie haben Recht - Dit weer niet zullen laken. Zoo heeft eenieder eens profijt Van een der jaargetijden, En bovendien het wee ervan Is toch niet te vermijden. Pakt dus maar weer uw paraplu's, Uw hoeden en uw jassen, Zoodat ge weer zooals voorheen Door regen kunt gaan plassen. Wanneer het altijd zomer was Dan zoudt ge óók weer klagen En dan daarbij: gezaâm'lijk leed Is lichter om te dragen. Zingt nu gerust het schlagerlied, Dat spreekt van "Stormy weather", Want regen valt voor allemaal, We druipen dus "together".
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 10 oktober 1933
176 "Op meer bescheiden voet"
Minister Oud zei laatst "op meer Bescheiden voet te leven", Wat men het best bereiken kan Door minder uit te geven. Wij zouden dit dan moeten doen - Hoe anders uit te leggen? - Door dat wat slechts voor luxe'er is Ons voortaan te ontzeggen. Wij kunnen dan beginnen met Vast uit het huis te smijten De radio, de telefoon, Pendules en tapijten. Gevolgd door het porselein, Goud, zilver (overbodig); En ook de kranten gaan eruit (Illustraties niet meer noodig). Wij schaffen dan de auto af, Wij doen niet meer aan reizen; We blijven met vacantie thuis En eten koude spijzen. Bezuin'gen verder op het licht, Op gas en zulke dingen; En als j'ontijdig honger hebt, Dan moet je maar wat zingen. We gaan niet meer naar een café, En staken ook het drinken Van lim, wijn, bier en sterken drank (Dan zuig maar op je pinken!) Wij blijven weg van bioscoop, Van dancings en theaters; En rooken doen we ook niet meer, We worden snoepgoed-haters. Geen fruit, gebak en derg'lijk soort, Dat is ook afgeloopen; We doen de wasch voortaan aan huis En dénken vóór te koopen.
Verbeeld je dat we werkelijk Zóó zouden reageeren Op Oud's advies - doch hoe zoudt u Het anders willen keeren?...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 19 oktober 1933
177 Ware het niet beter?
Nou, we hebben kunnen lezen En nog veel meer kunnen praten Over de sensatie: Duitschland Heeft den Volkenbond verlaten. Velen wisten voor de toekomst Dwaze dingen te voorspellen Omdat Duitschland te Genève d'Eerste dáád eens wist te stellen. Want tot dusver scheen Genève In het práten weg te smelten En nu eind'lijk iets gedáán wordt Staat de wereld op haar stelten. Ik voorzie dat Duitschland straks bij De begrooting zal verklaren "Door dien stap vermocht ons land toch Zooveel tonnen uit te sparen!" En de and'ren blijven achter, Zitten daar nu met de stukken; Deden zij nu toch niet beter Allemaal maar op te rukken? Nuchter wagen ze't te praten Om de wapens af te schaffen; Ondertusschen wordt geoefend Hoe elkaar straks neer te paffen. Aangezien men tot op heden Zoowat niets wist te bereiken, Deed men beter om wat minder B'lastingcenten op te strijken. Al dat geld voor al die kosten Is toch anders te besteden; Men bewaart dan ook wellicht nog Beter en wat langer Vrede!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 21 oktober 1933
178 Het gaat te vlug!
Het gaat nog maar niet snel genoeg, Steeds sneller is de wensch; En in de lucht schijnt vast te staan: "De snelheid kent geen grens." We dachten, dat die Kingsford-Smith Toch al zoo'n vluggerd was, Maar Ulm kon het sneller nog Al gaf-ie slechts "méér gas". Wellicht komt straks een and're held, Die het wéér vlugger doet; Als dat zoo doorgaat vraag ik m'af Waartoe dat leiden moet. Dan stappen wij in Londen in, Doen even d'oogen dicht En als ze dan weer open gaan Is Sydney al in zicht. Vervlógen is dan d'aardigheid En daarmee ook de pret: Wat ZIEN we bij de snelheid Van zoo'n razend vliegraket?
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 23 oktober 1933
179 "Rien ne va plus!"
Het heele land scheen aangetast, Het was verstraperloot; Het fascineerde iedereen, Het lokte klein en groot. En iedereen die gokken wou, Die waagde eens een kans En staarde naar het balletje Van den Straperlo-dans. Maar hij die steeds het meest'opstreek Dat was wel de croupier; De houder van zoo'n gokbedrog Was steeds het best'ermee. 'tWas méér systeem dan dom geluk, Maar toch kwam menig schaap, Dat zich gewillig scheren liet, Ineens soms met één jaap. De een zei: "'tIs behendigheid", De tweede: "tIs systeem!" De derde sprak: "Het is geluk", De Bank zei steeds: "Ik neem!"… Totdat ook de Minister sprak, Hij had genoeg gehoord; "Rien ne va plus!" zei hij toen, Hij had het laatste woord!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 24 oktober 1933
180 Daar zou ik niet aan wennen
"In de gemeenteraadsvergadering te Aardenburg (Z.Vl.) werd besloten de opcenten der personeele belasting van 20 op 10 te brengen. De begrooting kon daarbij ruimschoots sluitend worden gemaakt." (Courantenbericht)
Da's een lichtpunt in het duister, Da's een unicum in't land, Da's een halte in den aftocht Door de bodemlooze mand. Da's een heel klein zonneplekje In de zwaar bewolkte lucht, Onder welke een door fiscus Uitgebeende menschheid zucht. 'tIs een troost - hoewel 'n schrale - Dat er ergens in ons land Nog wat water werd gevonden Tegen dezen crisisbrand. Ik benijd u, Aardenburgers, Dat ik niet bij jullie woon In dat heerlijk eldorado Waar men zorg'loos is - ofschoon… Ja, ofschoon ik wel een "burger" En van deze "aarde" ben, Vrees ik dat ik niet zou "aarden", Niet zoo gauw aan jullie wen. Want ik ben gewend aan crisis, Ben met crisis opgevoed En ik vrees dat ik in crisis Ook nog wel eens sterven moet.
VOICI
|
|
||||
|