|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 7 (121-140)
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 4 november 1931
121 Brief uit de "petoet"
November 1931
Zoo nu en dan krijg ik de krant: Wat is 't een slechte tijd! Dan vraag ik mij toch even af: Word ik hier niet benijd? Ik lig zoo lang ik wil in bed, Heb meer dan tien uur slaap; Het eten wordt mij aangebracht Als ik maar even gaap. Wat raakt het mij toch of het pond Ooit wordt gestab'liseerd; Ik heb de financieele trucs Gelukkig nooit geleerd. Ik weet van geen begrooting af, Dat alles laat mij koud; Wat int'resseert mij wisselgeld In zilver of in goud. Ik heb er geen belangen bij Hoe hoog de Philips staat, Of hoe het met verkiezingen In and're landen gaat. Mijn tractement wordt niet verlaagd (Omdat ik het geen heb); Malais' ontzegt mij geen sigaar (Ik ben gewend aan sjep). Ze doen bij mij geen overval, De fiscus ken ik niet; Ik heb geen geld maar evenmin De zorgen of verdriet. Ik zing nog steeds uit volle borst: "Wij leven vrij en blij!" En wil u geven dezen raad: Kom wonen hier bij mij! En als ik uitgezeten heb En straks hier weg moet gaan, Dan vraag ik aan den directeur Tien jaar verlenging aan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 11 november 1931
122 Het modern verkeer
Je leest er zoo luchtig en licht overheen En het interesseert je niet meer: P. kneusde zijn arm en K. brak zijn been: Dat is het modern verkeer!
Je mompelt zooiets van: "'t Is toch affreus!" Een pagina verder dan weer: B. kreeg een klap en een bloedende neus: Dat is het modern verkeer!
Je leest het, maar denkt er toch verder niet bij, Het raakt niet je zelf zoozeer, Dat A.K. z'n been brak of C.L. z'n dij: Dat is het modern verkeer!
Je pinkt er geen traan uit je oogen van weg Al is dan je hart nog zoo teer, Al vliegt er een auto op boom of in heg: Dat is het modern verkeer!
Ze liggen in zalen met tien tegelijk Op bedden van 't ziekenhuis neer. Dat zijn de gevolgen van autopraktijk, Dat is het modern verkeer!
We leven nu eenmaal mechanisch en snel Maar ook in een ongelukssfeer; De dood is toch sneller en grijpt je nog wel: Zoo is het modern verkeer!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 25 november 1931
123 Als St. Nicolaas z'n eigen ontmoet
(Historisch)
St. Nicolaas is weer in 't land, Zijn plaatjes staan weer in de krant; En vol verwachting klopt ons hart, Want ieder krijgt straks weer zijn part.
St. Nicolaas komt overal (Indien men hem betalen zal!) Zoo kwam hij ook te Haarlem aan In een café aan d'Amstellaan.
Doch hier ontstond een groot schandaal En weg was alle pracht en praal Want in 't café stond nog een Sint, Den een natuurlijk kwaadgezind.
De ruzie bleef dan ook niet uit, De baarden vlogen van hun huid; Ze rollen vechtend op de straat (Alwaar de jeugd hen gadeslaat!...)
Politie kwam er bij te pas, Ze pakte beiden bij d'r jas,
En Jantje heeft vergeefs gewacht, Want Sinterklaas… was opgebracht!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 7 december 1931
124 Gevallen pioniers
Heldendaden, groote feiten Komen steeds nog daag'lijks voor, Maar zij gaan bij veel herhalen In de levenssleur teloor. En zoo vliegen groote vogels Elke week naar d'overkant Als de dragers van den schakel Tusschen d'Oost en 't Moederland. Aan de vluchten naar het Oosten Waren wij reeds lang gewend; Om z'n goed'organisatie Stond de K.L.M. bekend. Maar dan komt ineens het noodlot, Dat zoo wreed en hard kan slaan, Dat zoo onverwacht kan komen, Dat den mensch ontzet doet staan. Met één slag is een der vogels Daar verplett'rend neergedrukt; Onmeedoogend zijn vijf menschen Uit het leven weggerukt. Maar in eere zullen blijven Zij die hier zijn voorgegaan, Die als pionierspiloten Opgeteekend zullen staan. Dapper waren deze mannen, Moed toch kwam er bij te pas, Hoe gemakk'lijk men ook daag'lijks Hun vertrek en aankomst las. Tot hun moeders en geliefden Keeren deze drie niet weer, Maar die weten dat zij vielen Op het luchtvaartveld van eer!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant -dinsdag 8 december 1931
125 Quatsch!
Sinterklaas is weer vertrokken, Heeft zijn gaven uitgedeeld; Gaf een stoommachien aan Jantje, Waar zijn pappie nu mee speelt. Gandhi reist voortaan in "smoking" En de oorlog wordt een klucht Als men handelt naar zijn voorstel: "Schiet maar raak, doch in de lucht!" Heel de wereld danst voort' rumba, Weer een nieuwe negerdans Die in de praktijk doet denken Aan een waggelende gans. Met den strijd in 't Verre Oosten Leven wij in kranten mee; Sparen suiker uit de koffie Voor het Crisis-comité. En wij lezen van een Hitler Die zoo graag de baas wou zijn En zijn hooge hoed al klaar heeft Voor zijn intocht in Berlijn. Invoerrechten en tarieven Worden overal verhoogd; Moet dat duren tot de wereld Heelemaal is uitgedroogd? En wij doen alsof de wereld Nog vóór Nieuwjaar heusch vergaat, Maar dat moet je niet gelooven, Dat zijn praatjes van de straat. 't Zal nog wel eens beter worden Want aan alles komt een end; Ook aan deez' gerijmde onzin Die ik hier heb neergepend.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 10 december 1931
126 De "Nederlandsche" Taal
Wij leven in een rare tijd Van dwaasheid en van schijn En op een ander doen we graag Heel anders dan we zijn. We doen niet langer als weleer Eenvoudig en bedeesd; Doch waar het maar om gaat is: Hoe Verdienen wij het meest? Wij lezen en wij hooren van: "Steunt Neêrlandsch Fabrikaat!" Maar onze eigen taal is ook Doorspekt met vreemde praat. Ja, alles krijgt een mooier naam, Dat hoort nu eenmaal zoo; Een lampenzaakje heet voortaan (net echt!) Technisch Bureau. En "kellner" noemen wij vulgair Pssst! Ober! roepen wij (Er is een woord dat hierop rijmt Dat is: aanstellerij...) "Melkinrichting" klinkt banaal Een lunchroom heet zoo'n ding; En 's avonds hoor je soms bonsoir Ofwel good evening. Een "avondkleed", hoe klinkt dat nou! Dat noemt men grand-toilet; Een Hollandsch woord bestaat niet eens Voor smoking en jacquet. Wij brengen voorts een week-end door En gaan per touring-car; We nemen dan een plaid soms mee ('tIs treurig, maar toch waar!) Een bandenpech wordt panne genoemd, Een ongeluk malheur; De mallemoleneigenaar Heet deftig directeur. En bij een hockey-match behoort Een shirt, een stick en zoo; De thé-dansant gaat soms gepaard Met eene mode-show. Uw pak heeft steeds de nieuwste snit En is haute nouveauté; Dan heb je nog een overall En ook nog een cache-nez. "Ga zitten" heet nu Take a seat, (Wat klinkt me dat toch, chic!) En Bob neemt zijn binocle mee Naar het concours-hippique. I'm sorry, please what did you say? (Ik kos et nie verstaon!) Dat kent alleen de upper-ten Of ook wel de bon-ton. En zeg in plaats van "dank-u-wel" I thank you of merci; Dat geeft cachet aan uw persoon (Ofschoon ik dat wel "zie"!) Een nieuwsbericht is authentiek, Soms ook wel officieel, (Waarom niet: "Komt uit goede bron." Dat zegt toch evenveel?!) Mijn meisje (?) noem ik fiancée (Een flirt heeft eenmaal chance!) "In elke stad een and're schat" Wordt meer en meer usance. De wereld wil bedrogen zijn En houdt daarom van trucs; (Verwar dit niet met auto-truck) De weelde heet voort' luxe. Een man van standing is een "heer" (zou 't?) Of all-round gentleman; (Hoe vind je nou dat koeterwaalsch, That's slipping of the pen!) Een partner is een "speelgenoot", Een "kastje" heet dressoir; En als je heel duur uit wilt zijn Dan ga je naar een bar. Voor "danszaal" heb je ook zoo'n woord (Ik noem 't rumba-race); Maar dancing is toch meer en vogue (Ofschoon ik d'uitspraak vrees!) Een film heeft een happy-end Met scènes en close-ups; Men spreekt ook van society En van besloten clubs. De haren zijn gepermanent De kapper heet coiffeur; De naaister costumière soms In't mannelijk tailleur. Bedenk dat dit niet alles is, D'r kan nog heel wat bij; Doch zingt u maar: "Wien Nederlands bloed… Van vreemde smetten vrij!"
Maar wat het mooist van alles is En wat ik nou pas zie: Ik heb nog nooit gezet "ziehier" Maar teeken steeds VOICI!
Een paar dagen na de publicatie van De "Nederlandsche Taal" in de NTC leverde "anti-purist" Dinges het volgende commentaar op het gedicht van Voici:
Nieuwe Tilburgse Courant, zaterdag 12 december 1931
Mijnheer de Redacteur, och toe, Maak mij een plaatsje vrij, 'k Doe anders nooit iets van dien aard, 'k Beloof: hier blijft het bij!
Ik las een versje in uw blad (Auteur was vriend Voici) Met een gevoelig onderwerp Maar dat ik ánders zie.
Die beste brave "eigen" taal, Haar prima kwaliteit Benevens haar volkomenheid Worden daar warm bepleit.
Zooals wel meer wordt aangevoerd Met heil'gen ernst bezield, Is 't mooiste: onze moedertaal; Mits men haar zuiver hield!
Toch aak'lig hè, als men hier net Als ergens anders zegt Hoe iets nou heet. Van 't soortgevoel Komt zóó toch niets terecht!
We moeten toch een kliekje zijn In 't groote aardsch ballet Met álles eigen; knus "van ons" En, alles zónder smet!
Pas op, voor Germanismen toch Of voor die Fransche pest, Één front gevormd: "Te Wapen!" Of ver-engelscht wordt de rest. _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Och kom! 't Is onbegrijp'lijk, hoe 't Systeem nog aanhang vindt, Waar d'allergrootst' ellende toch Per saldo mee begint.
Waarom kunstmatig toch gestreefd Te dooden, wat spontaan Door saamhoorigheids-besef Bij 't volk is ingegaan?
Als ik een krul leg in het haar En 'k noem dat: "Permanent", Waarom elk land voor zich terstond Door 'n ander woord herkend?
Als 't nu eens zóó was: andersom, Als heel de wereld 't woord Eens sprak zooals 't de maker gaf Zooals 't bij 't nieuwe hoort.
De Pan-Europa-leider heeft Het meest voor vree gedaan. Waarom moet men op taalgebied Aan 't grens-hertrekken gaan?
Waarom per se dat "anders zijn" Naar voren toch gebracht. Dit dwaas begrip heeft immers pas De wereld weer verkracht.
Wij zijn toch kind'ren van één God Waarom die vreeze dan, Dat het geïmporteerde woord Ons ergens smetten kan.
Als er patent genomen werd, Op 't maaksel én het woord, Na duizend jaar werd ééne taal Op aard nog slechts gehoord.
Een factor, machtig voor het doel Waarnaar elk wezen streeft, "Weg taalverschil!", "Weg oude leus!" Dat het ons eenheid geeft.
Laat ons dierb're moedertaal Maar troet'len door een Prof Maar binnenkamers asjeblief Dat geeft geen last van stof.
Hij houde haar - ik gun het hem - Ras-echt, achttien karaats Mits bij de wet wordt vastgelegd "Slechts op de binnenplaats!" _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Voici, neem me niet kwalijk hoor, 'k Hoop niet, dat ik je raak, Maar 'k vind, het helpt zoo weinig hè "Elk" voor zijn "eigen" zaak!
DINGES
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 24 december 1931
127 Kerstmis
Die schoone dagen zijn er weer, Wij kwijnen weg in Kerstmissfeer; Vergeten zorg en kommernis, Omdat het eenmaal Kerstmis is. Malaise, crisis, enzoovoort Gaat voor drie dagen overboord; Wij toeven in familiekring (Hoewel ik dit jaar elders ging). De liefde wordt wat uitgebreid (Dat hoort zoo in deez' Kerstmistijd); En huwelijkspanne wordt weer hersteld, Waar Kerstmis immers Vrede meldt. De kind'ren neemt men op z'n schoot, (Wat altijd niet de vreugd vergroot); Geschenken worden uitgedeeld, (De helft wordt kapot gespeeld). Wij eten worstebrood en krans, Voorzien ons van gebraden gans; En 's avonds gaan we laat naar bed, (De wekker wordt op 10 gezet). Dan 's morgens naar de late Mis, (Omdat er nog geen laat're is); Visites worden afgedraafd, (Omdat de borrel dorst'gen laaft). Des middags wordt er zwaar gedut En 's avonds is men uitgeput; Dan is er nog een derde dag, Waarop men weder "rusten" mag.
Maar vóór je't weet is't al voorbij, (Ik kom weer naar "die Stadt am Ley"); De tijd gaat voort in snellen pas, Wij droomen van: "Hoe mooi het was!"
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 29 augustus 1932
128 De dood langs de baan
Altijd als het weer een Zondag Of een feestdag is geweest, Zijn het weer de ongelukken Waar je 's Maandags dan van leest. En dan zie je weer een lijstje: Zwaar gewond, op slag gedood, Door een motor aangereden, Of een auto in de sloot. Van een woeste motorrijder, Of een automobilist, Die plotseling moest remmen maar In pedaal zich had vergist. Dan weer bij het oversteken Van een onvoorzichtig kind; Of de een werd door de lichten Van den and'ren kant verblind. Altijd heeft 't wel z'n reden, Maar 't blijft een schadepost Die - en dat is wel het treurigst - Steeds weer menschenlevens kost. Want 't eind van heel 't liedje, Of nog beter het refrein, Is de mededeeling dat er Weer een boel gesneuveld zijn. Och, daar rijdt wat tegenwoordig Langs des Heeren asphaltbaan, Ziet 't zelf op een Zondag Op de wegen maar eens aan. Rare kunstjes worden door de Zondagsrijders uitgehaald Met die auto's waar de wielen Nog maar van zijn afbetaald. Aan den lijve ondervinden Heeft het meeste nog gebaat, Maar voor vele is het dan soms Schon passiert… en ook… te laat!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 31 augustus 1932
129 Lintjesdag
Op den laatsten van Augustus Is er stemming op de straat, Waar weer klinkt "Oranje Boven", En de jeugd de trommels slaat... Hier een vlag en dáár een wimpel (Ook al kon het wel wat meer); Met oranje in het knoopsgat Regelt "bobby" het verkeer.
Op den laatsten van Augustus, De verjaardag der Vorstin, Kijken lintjesadspiranten Zenuwachtig kranten in. En zij neuzen of ook zij niet Op een lintje zijn onthaald, Of op hen ook niet een druppel Van den lintjesregen is gedaald.
Op den laatsten van Augustus Is het weer Oranjedag; Als je Koninginsgezind bent, Hangt ook uit uw huis de vlag. En al heb je soms geen lintje Van de Koningin gehad, Wacht dan maar tot '33, Want d'r zijn er heusch nog zat!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 1 september 1932
130 Kermis!
In elke stad hoe groot of klein En op het platteland Komt eens in 't jaar het kermisfeest Voor ied're beurs en stand. Dan is het feest voor iedereen, Gaan alle zaken dicht; Dan doe je aan je beste pak En zet j'een blij gezicht. De zorgen zet je uit je hoofd, De zaken gaan aan kant; Dan denk je niet aan crisiswee, Maar wor'je kermisklant. Dan is er feest voor allemaal, Voor alles wat maar leeft; Voor ieder die maar eenigszins Verstand van kermis heeft. Je raakt in d'oliebollenroes En smult van kraampjeszuur; Dan blijf je in het feestgeraas Tot 't late avonduur. Gerookte paling eet je dan Op straat en uit de hand, Want voor die eene keer in 't jaar Staat dat niet nonchalant. Dan draai je ook eens in de "stoom", Ontrol j'een serpentien Naar meisjes die je aardig vindt (Maar nooit je willen zien). Je hamert op de kop van Jut En zingt de deuntjes mee; Je host en schreeuwt uit volle borst: "'t Is kermis, adiejee." Dan gaan de beenen van de vloer En dans je lustig rond; Herleef je ook van binnen weer En blijf je dus gezond. Muziek uit trekharmonica's, Uit orgels en zoo meer, Hoe valsch het soms ook klinken mag, Het doet je dan geen zeer. Den vreemdeling lijkt kermis hier Wat onbeschaafd misschien, Maar heeft dan slechts de "buitenkant" Van 't Brabantsch hart gezien. Want kermis is 't maar ééne keer, Maar ééne keer in 't jaar, En dan herleeft hier ieders hart En springt hier elke snaar.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 7 september 1932
131 Het einde van de pret
De zomer heeft weer afgedaan, Vacantietijd is heen; We gaan de natte moesson in Met "singing in the rain". We zijn weer teruggekeerd in huis, Doodmoe en bruingebrand, Van onze tochten door de hei En ons verblijf aan 't strand. We denken met wat weemoed terug Aan al die vrije tijd, (Waarvan wellicht een heel groot deel Aan slapen was gewijd!) We droomen van hoe leuk het was, Hoe zalig en hoe fijn Om ook eens in een ander oord Of and're stad te zijn. Onwennig vinden wij ons terug In d'alledaagsche sleur, Wat meestal wel een terugslag heeft Op iemand's goed humeur. De kermis zit er ook weer op, Ook dat is weer voorbij: En rest nog slechts de nasmaak maar Van paling en gelei. Doch niet alleen zijn met dit al Die schoone dagen om, Maar liggen wij - als zijnde "blut" - De eerste weken krom!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 9 september 1932
132 Vrij van invoerrecht
Geregeld wordt ons land "vereerd" Met buitenlandsch bezoek Van sterren in muziek of kunst Of van het witte doek. Reclame zorgt dan voor een grootsch Zwaar opgezet onthaal En altijd trekt zoo'n buitenlandsch Product een volle zaal. We denken dan aan Josephien (Waar haalt men ze vandaan?) Wat doet zoo'n rare negerin In ons "beschaafd" bestaan? Zij sprong en hupte wat in 't rond En sprak van "Danke schön", Terwijl de zaal op barsten stond Van het applausgedreun. Met groot vertoon wordt ingehaald De een of and're held, Die - daar hij toch zoo lollig is - Wel zwemmen kan in geld. Ze breken hier theaters af Om ook eens wat te zien Van Willy, Felix of Maurice, Van Hirsch of weet ik wien. Men danst slechts voor een Duitsche band, Men gaat naar Vlaamsch tooneel, En men geniet van Fransche kunst En nooit is het te veel.
Wanneer het maar van buiten komt Dan is het altijd goed, Terwijl de Nationale Kunst Aan alle kanten bloedt. Artisten uit het eigen land Staan broodeloos op straat, Terwijl de grens voor buitenlandsch Gedoe wijd open staat…
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 12 september 1932
133 Een prachtvak
Dezer dagen kwam Marietje Uit de school naar huis en zei: "Pa, wij hebben op de rooster Weer een heel nieuw leervak bij." Pa begon z'n hoofd te schudden, Neen, dat werd toch wel wat dol, Want ze proppen zoo'n klein hoofdje Toch al met van alles vol. En papa - toch al verwonderd - Die verbaasde zich het meest, Toen hij hoorde dat op school een Echte "plisie" was geweest. "Ja, zoo een met zilv'ren dingen Op z'n schouders gegarneerd En die heeft ons van de regels Van den weg een boel geleerd." Toen begon pa te begrijpen, Ja, dat was een schitt'rend vak: Theorie, praktijk tezamen Dat vergeet je niet gemak. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - En wij hopen dat Marietje, Meisjes, jongens, allemaal Juist dit vak goed zullen leeren, Wellicht beter nog dan Taal. Liever dan een 8 voor Sommen, Voor Gedrag, Vlijt en zoo meer, Moeten ouders voort' een 10 zien Voor "De regels van 't verkeer".
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 13 september 1932
134 De winkelfnuikingswet
De man die thans de klappen krijgt En óp kan zijn pleizier, Die dikwijls reeds de dupe was, Dat is de winkelier. Men had zoo'n medelij met hem, Men deelde in zijn "smart", Hij deed te veel om brood te zien, Hij werkte veel te hard: (Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, Met handen in de zak, Stond hij te gapen voor de deur, Hij had het treurig mak). Maar Vader Staat - steeds bijdehand - Die nam dat anders op: Zoo lang de deur maar open stond Dan was er geen getob. De winkelier had het te druk, Zoo werd er toen beweerd; Hij sloofde zich te veel in 't zweet, Dat was voor hem verkeerd. Men bracht hem - meenend goed te doen - Het wettelijk bericht: "Jouw winkel moet voort' elken dag Na 's avonds acht uur dicht. Ook Zondags moet uw 'drukke' zaak Gesloten zijn, verstaan? Dan kunt u óók met vrouw en kroost Een keertje wand'len gaan." (Hoe blijde was de winkelier Door deze "vaderzorg"; Maar wie blijft voor geleden schâ Door deze sluiting borg?...) En als hij na het sluitingsuur… Soms nog verdient zijn brood, Dan moet hij brommen daar de wet Hem zulks toch verbood.
Zoo is de neringdoende stand Daar netjes neergezet Door iets, dat ik niet anders noem Dan winkelfnuikingswet. Wat heeft dit droevig Staatsbesluit Tot nu toe nog gedaan?... De winkel is bij velen reeds Vanzelf dicht gegaan…
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 14 september 1932
135 Gekke menschen
Hedenavond tien uur twintig Is het maansverduistering, Want de maan komt dan te vallen Binnen d'aardsche schaduwkring. Aller oogen dus gevestigd Niet op Kwatta maar de maan (Als ze niet - te zeer bescheiden - Achter wolken schuil wil gaan.) d'Eclips begint om half negen, Wordt op een stukje na totaal En is twintig over tienen Op z'n ergst of maximaal.
Naar de maan wordt meer verwezen Dan gekeken, dat is waar, Doch er is iets met ons menschen En dat vind ik weer zoo raar: Als de maan haar licht doet schijnen Dan bewond'ren ze haar niet, Maar ze staan straks wel te gapen Juist wanneer j'er niks van ziet!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 15 september 1932
136 Waartoe?
De "Vliegende Familie" is Gelukkig weer terecht; We waren aan dit vliegend stel Zoo'n beetje wel gehecht. Maar vonden het een dwaas idee En tevens zeer gewaagd; En velen hebben zich al vaak De reden afgevraagd. Zoo vraag ik ook waar dient het voor? Toch niet maar voor pleizier? Zoo'n vlieger als een Hutchinson Noem ik geen pionier. Het is - 'lijk het gebleken is - Een aartswaaghalzerij; Je geeft er and'ren moeite mee, Maakt niemand er mee blij. Wanneer H. thuis gebleven was Dan zat hij niet 'lijk nou Op Groenland tusschen sneeuw en ijs Te bibb'ren van de kou.
"Zeg, vrouw, geef mij de krant eens aan." "Hè, ma, mag ik op straat?" "Toe, man, breng straks een hoedje mee." Zoo wordt nu niet gepraat Maar wel van: "Vrouw, vergeef m'n fout." En "Man, hoe kwam j'er toe?" De kind'ren klappertanden: "Ma, We zijn zoo koud en moe"…
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 22 september 1932
137 Meer sporen!
Cijfers, cijfers alsmaar cijfers, Tot j'er akelig van wordt; Trots dit cijferig gecijfer Is er nog een zwaar tekort. En men goochelt met millioenen, Hier wat af en daar wat bij; Maar we zitten toch te kijken Met een blutte maatschappij. Uit de Geer's millioenennougat - Want 'tis taai - drong tot mij door Dat 't'em't meeste hapert Bij de Nederlandsche Spoor. Want het groot nadeelig saldo Is te zoeken in't tekort Waar de N.S.-exploitatie Weer eens van beschuldigd wordt. Dus we moeten meer gaan reizen Niet per auto doch per trein (En dat blijkt de laatste jaren Nog het veiligste te zijn.) Met een vliegtuig kun je vallen, Met een auto ga je dood, Met een motor of een rijwiel Is het risico te groot. Dus dan gaan we voortaan sporen ('tIs ook lang niet zoo gewaagd) En dan wordt bij veel gebruik ook Het tarief wel eens verlaagd? De begrooting zal dan sluiten, En het reizen wordt goedkoop, Want ze rijden je tenminste In den trein niet overhoop!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 1 oktober 1932
138 Wintertijd
Denkt er aan dat u vanavond Al uw klokken weer verzet, Want men regelt hier den zomer En den winter bij de wet. Ja, vannacht komt weer einde Aan dien schoonen zomertijd En we worden ongemerkt Weer den winter in geleid. Dus vanavond alle klokken Weer een heel uur ACHTERUIT; Met een uurtje langer slapen Wordt de winter ingeluid. En we nemen nu weer afscheid Van de schoone zomertijd, Die ons dit jaar goed bedacht heeft Met méér zon dan nattigheid. Dagen worden nu weer korter, Avonden weer eens zoo lang, En zoo gaat de tijd steeds voorwaarts Met z'n afgemeten gang. Zomer, herfst, winter, lente, Vier etappen maar steeds voort; Altijd verder gaat de tijd maar, Die zich nergens ooit aan stoort.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 6 oktober 1932
139 Yo-Yo
Tot het verdrijven van den tijd En kwalen der verveling Heeft men iets nieuws weer uitgedacht In onze "samenveling". Men heeft iets uit de oude doos Van eeuwen terug gaan diepen, Zoodat 'lijk het Verleden zong Het Heden thans gaat piepen. Want wat hier thans "modern" heet "Het nieuwste spel van heden" Is iets wat eens Demosthenes En Louis Seiz'al deden. Maar - wat ook zij - men yo-yo't thans, Het brengt een beetje speling; Men yo-yo't tot vervelens toe Juist tégen de verveling. Men yo-yo't als men wachten moet Op bussen of op treinen, En als je tijd te over hebt, Laat je de klosjes deinen. Wanneer je bij den tandarts komt En eerst een uur moet wachten, Dan pak maar weer je yo-yo-spel; Het zal de pijn verzachten. Wanneer je zonder werk bent En alsmaar moet staan droomen, Dan kun je met je yo-yo-spel Best door de uren komen. En als je een loket bedient Dat niet wordt plat geloopen, Dan vliegen met yo-yo-erij De uren om met hoopen. Zoo yo-yo't thans het heele land Omdat het mode is; Totdat er weer iets anders komt Tot 's werelds lafenis.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 12 oktober 1932
140 Het beste wapen
Het wil nog maar niet lukken Met de ontwapening; Het blijft trots conferenties Een onoplosbaar ding. In afgelegen oorden Heeft men reeds veel gepraat, Maar juist dat vele praten Heeft weinig nog gebaat. De een wil meer dan d'ander, De ander meer dan d'een; Men bezigt schoone leuzen, Maar resultaten geen. Ze zwammen in de ruimte, Men stelt van alles voor, Maar thuis gaat ondertusschen Het spul weer lustig door. Men wil gelijkberechtiging, Die hierin moet bestaan, Dat d'een nog juist méér wapens heeft Om d'ander dood te slaan. Men vindt meteen van alles uit Om langs de kortste baan Elkander met helsch mat'riaal Te helpen naar de maan. Zoo worden wij weer opgekweekt Voor een hernieuwden strijd, Die in het teeken staan zal van De grootste gruw'lijkheid. Maar zoo is't altijd nog geweest En zal het altijd gaan Zoolang de mensch niet wijzer wordt En denkt aan't kort bestaan. Men oefent zich met maskers om, Men speelt "bescherming Voor gasaanvallen uit de lucht En dood in kort geding." Het beste wapen hier op aard' Dat laat men echter thuis; Wat altijd heeft getriompheerd Dat is en blijft het Kruis!
VOICI
|
|
||||
|