|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 6 (101-120)
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 23 april 1930
101 De ruikende film
Nu de talkie-film Holland In één slag veroverd heeft, Is het zeker dat men ook de "Smellie" nog wel overleeft. Na de song- en talkie-film Komt er thans een nieuw product, Een Amerikaansche vinding, Die uitstekend is gelukt. Met de "smellie" kun je ruiken Wat er op het witte doek Straks geprojecteerd wordt, Ook al is het peperkoek. Krijg je dus een stadsgezichtje Uit Berlijn, dan ruik je vast Geurende Berliner Bollen, Zooals bij Berlijn dat past. Zo heeft ied're stad haar luchtje, Elk tafreel zijn eigen reuk, Die het meest er bij te pas komt; Lijkt mij wel bijzonder leuk. Zit er dus een Amsterdamsche Scene bij de film in, Wel, dan ruik je ook natuurlijk Dat fijne luchtje van 't Rokin.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 29 april 1930
102 Holland's zeepoort
Ter gelegenheid van de opening der IJmuider zeesluizen in 1932.
Heden is er iets bijzonders, 'Lijk de krant reeds heeft gemeld, Want de zeesluis van IJmuiden Wordt thans in gebruik gesteld. Na een werk van vele jaren Kwam de grootste sluis tot stand; Staat daar nu als een enorme Toegangspoort van Nederland. En de grootste zeekasteelen, Onverschillig welk formaat, Schuiven statig door dit grootsche Werk van Neerland's Waterstaat. Neen, wij doen nu niet meer onder Voor een ander waterland; In den bouw van zulke sluizen Hebben wij de overhand. Door het trekken aan een handle Opent zich de wijde poort En stoomt straks het grootste stoomschip Door IJmuiden's zeestraat voort. Dit is nu weer echt een staaltje Van techniek en energie; 't Is een kroon op vele werken Van het Nederlandsch genie.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 2 mei 1930
103 Het honderdste
't Is voor mij een waar genoegen Dat ik juist op dezen dag In dit uitgelezen dagblad 't Honderst' versje schrijven mag. Want wij vieren immers heden 't Eeuwfeest van een groot poëet, Van den grooten Vlaamschen dichter Die Guido Gezelle heet. Bovendien is het de eerste Van de maand der poëzie, Van de schoone lieve Meimaand, Maand der dichtersfantasie! In de reeds geschreven versjes Kwam - ik weet het - soms wel wat Dat voor enk'le krantenspellers Reden was voor fel debat. Maar ik ben gelukkig nuchter En wat flegmatiek van aard, Zoodat zulk een oppositie Mijn gemoed nooit heeft verzwaard! 't Is tenslotte toch maar gekheid In een rijmpje saâmgebracht, Om hetwelk een verstandig Lezer eens een keertje lacht. Daarom rijm ik ook weer verder, Doe nog meer aan "poëzie", En ontvangt u maar bij deze Weer de groeten van Voici.
Tilburg, 1 mei 1930
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 8 mei 1930
104 Gold rush
Eene Duitsche helderziende, Die bijzonder helder zag, Raadde dat er bij Zaandam een Groote schat verborgen lag. En een lichtgeloovig heerschap Vond dat heelemaal niet gek; Hij begaf zich zonder dralen Naar de aangeduide plek. Kocht die op voor weinig duiten, Zett' een schutting er omheen En begon met enk'le gravers Aan den grond van zand en steen. En ze groeven zich een ziekte Tot een viertal meters diep, Vonden echter niet het gaatje Waar de schat sinds eeuwen sliep. En met tranen in de oogen Is de kuil toen weer gevuld; De Zaandamsche schat is dus weer In een diep geheim gehuld. De "directie" is vertrokken, Evenals die held're "schat" Die het 'lijk zoovele dezer Bij 't verkeerde einde had. Werklui die achterbleven Deden evenwel niet zoo, Want zij willen nu beginnen Op hun eigen risico!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 14 mei 1930
105 Zomertijd
Wilt vanavond er om denken Vóór dat u naar bed toe gaat, Dat u een bijzond're handgreep Toch vooral niet overslaat. Want het gaat weer zomer worden, Dus de klok een uur vóóruit; En bedenkt dat deze klok ook Morgen één uur vroeger luidt. Dus nu komt er ook een einde Aan een grooten achterstand, Die wij reeds sinds weken hadden Met elk ons omringend land. Holland doet het op z'n sokken, Komt een volle maand te laat; Demonstreert dat het in enk'le Dingen nog ver achterstaat. Alle and're groote landen Hebben reeds lang zomertijd; Holland moest weer achterblijven, (Om de onafhank'lijkheid?!) Wilt ge echter weer gelijk staan, Stapt dan niet te gauw in bed; Zorgt dat ge eerst de klokken Maar een uurtje verder zet.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 10 juni 1930
106 Pinksteren 1930
Deze schoone Pinksterdagen Zijn hiermede weer voorbij; Uitgedarteld zijn de menschen Aan het strand, in bosch en hei. Zulk'een zomerrijke Pinkst'ren Maakten wij maar zelden mee; De herinn'ring aan deez' dagen Stemt alleen reeds ons tevreê. Uitgefietst en uitgevlogen, Afgedrenteld en -getrapt, Uitgetourd en moe gewandeld Zijn we weer in huis gestapt. 't Waren twee vacantiedagen Waar je werk'lijk iets aan had; Die terecht de oorzaak waren Van een uittocht uit de stad. Jong en oud is uitgetrokken, Uitgenoodigd door de zon, Van dewelke wij getuigen, Dat het heusch niet beter kon. En na twee van zulke dagen Zijn wij allen hoogst voldaan, Toegerust met nieuwen ijver, Aan den arbeid weer gegaan.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 14 juni 1930
107 Van ijs tot water
Op de vele spotternijen Heeft Veraart maar niet gelet, En hij heeft d'experimenten Onbekommerd voortgezet. Nu tenminste is gebleken Dat hij heel wat verder kwam Dan die uitgespaaide zoekers Naar de schatten van Zaandam. Want opnieuw heeft de "professor" Het maar weer eens geprobeerd; Hoogst voldaan is't regenwonder Op de aarde weergekeerd. Ja, het heeft nu heusch geregend, 't Was een heele dosis nat; Hij tracteerde't ondermaansche Op een kostloos gratis bad. En hij liet het ijskoud reeg'nen, Strooide vele kilo's ijs, Uit een vliegtuig naar beneden… (Maak je zuster nou wat wijs!) Want dat heele regenkunstje Lijkt mij toch bijzonder klein, Daar dat ijs toch onderweg wel Door de zon bewerkt zal zijn. Was het dan nog zulk een wonder Dat het ijs toen't onder was, Eenmaal door de zon gesmolten, Was veranderd in een plas?
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 27 juni 1930
108 Het doel bereikt
Na een korte tusschenlanding Is het doel dus weer bereikt; En heeft Smith zijn vliegprestaties Met een groot succes verrijkt. d'Oceaan is weer bedwongen Door een luchtexperiment Van een viertal dapp're mannen Uit het oude continent. Van het Oosten naar het Westen, Wat veel zwaarder wordt geacht, Hebben zij in goed twee dagen Dezen grooten tocht volbracht. En een Hollandsche machine En een Hollandsche piloot Heeft gewis den goeden afloop Van den overtocht vergroot. Holland heeft dus ook zijn aandeel In 't succes van dezen tocht, Die helaas door vele and'ren Met het leven werd bekocht. Moed en goede voorbereiding Maakte echter deze vlucht Tot een ware overwinning Op het water en de lucht.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 9 juli 1930
109 Voorzorgsmaatregelen
Wat een hitte, wat een hitte! Wordt er algemeen gezucht; Ja, je wordt wel haast gebraden Door die zwaar geladen lucht. Naar de kranten schrijven is het In Sibeerje zelfs mis, Want ze zeggen dat er daar ook Al een hittegolf is. Als je na zoo'n warm dagje Doorgebraden bent en moe, Wel, dan wil je na een tijdje Naar je legerstede toe. En dan zet je al de ramen Van je slaapvertrek heel wijd Zeer verfrisschend open opdat Koele wind naar binnen glijdt. Maar ook dit zal niet meer lukken Want het blijkt te zeer gewaagd, Sinds de stad door een brutale Dievenbende wordt belaagd. Als de menschen dan hun ramen 's Nachts nog open laten staan, Geeft men deze eed'le heeren Nog méér kans hun slag te slaan. Al de ramen en de deuren Moeten dus ook 's nachts nog dicht Anders word je wellicht strakjes Zelf uit je bed gelicht!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 23 juli 1930
110 Van vreugde tot rouw
Daar waar eerst de blijde jubel, Een vreugdekreet nog had geschald, Is het feest in puin gevallen, Heeft de dood de vreugd' vergald. Een ontzettend tragisch drama Was het slot van dezen dag, Die zoo zonnig was begonnen, Doch een droevig einde zag. Vreugdetranen der herkregen Vrijheid zijn nu plots ontaard In een stroom van droevig weenen Om deez' nieuwe ramp op aard'. En het luide juub'lend Rijnland Kwam van vreugde in de rouw Om een ramp die plots zich voordeed In het donk're avondgrauw. Dit was 't einde van een feestdag, Die geëindigd is in smart;
Somm'ge dingen in de wereld Zijn toch werk'lijk dikwijls hard.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 13 augustus 1930
111 De natte zomer
De hulde die ik vorig jaar Den zomer heb gebracht, Die wordt beslist door geen van u Dit jaar opnieuw verwacht. Wat dit nu voor een zomer is, Dat weet geen mensch misschien; Zoo'n uitgedropen stuk seizoen Heb ik nog nooit gezien. Want regen is het steeds maar door Wat elke dag ons geeft; Het weegt wel zwaar wat dit getij Op zijn geweten heeft. Wat worden wij weer gul onthaald Op zulk een regenval, Die zooveel van vacantievreugd' En zomerzon ons stal. De regen, die geen einde neemt, Bracht reeds in veel de klad; De helft van de zomer is Tot op de huid toe nat. De regen die in Yankeeland Te weinig nederdaalt, Daar worden wij in Holland thans Klaarblijk'lijk op onthaald. Gelukkig is er nog een troost: Het regent overal, Terwijl er toch nog wel eens ooit Een eind' aan komen zal.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant -zaterdag 4 oktober 1930
112 Dit scheiden valt niet zwaar
De zomer is nu weer voorbij, De winter is in 't zicht; De zomer heeft nu afgedaan En heeft zijn taak verricht. Er waren mooie dagen bij Van held'ren zonneschijn, Maar toch had deze zomertijd Wel beter kunnen zijn. Hij heeft niet al zijn best gedaan, Veel regen uitgegriend En heeft daarom een compliment Niet heelemaal verdiend. Hij had wel anders kunnen zijn En heel wat minder nat, Want bracht hij niet door regenval In menig plan de klad? Het heimwee naar dit nat seizoen Is hoogstwaarschijnlijk klein; De herfst zal toch ongeveer Hetzelfde wel zijn.
Wanneer nu straks de wintertijd Opnieuw wordt ingeluid, Dan denkt alleen maar aan de klok: Een uurtje achteruit.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 6 oktober 1930
113 Hoogere krachten
Dit is dan het droevig einde En de laatste acte tragique Van de trots der Britsche luchtvaart, Van een wonder der techniek. Alles wijdde eens zijn krachten Aan den bouw van dit gevaart' Dat de luchten zou trotseeren, Onverwoestbaar werd verklaard. Maar toen kwamen and're krachten, Forsche slagen der natuur; Voor het overschatte luchtschip Sloeg hiermee het laatste uur. Wat vernuft en menschenhanden Hadden in elkaar gezet, Is nu door de kracht der stormen Machteloos daar neergeplet. En zoo stortten de bewoners Met hun machtig luchtkasteel Gillend, brandend naar beneden, Dood, verwoesting werd hun deel. 't Is een slag voor hen die dachten Dat zooiets onmoog'lijk kon, En een slag nog eenmaal grooter Voor het trotsche Albion.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 2 december 1930
114 Onze nationale trots
Wanneer men zoo de kranten leest En al dat nieuws ziet staan, Dan knikt men eens maar trekt men zich Van al 't gedoe niets aan. De oogen dwalen door de krant, Gaan over alles heen, En wat ons niet zoo int'resseert, Laat ons zoo koud als steen. Een ongeluk, of groote brand, Schandaaltjes of een moord, Dat boeit ons wel, alleen omdat Sensatie ons bekoort. Berichten van de K.L.M. Die vallen ons niet op; Wij zien alleen sensatienieuws Met vet gedrukten kop. We zijn ze al zoo lang gewoon, Die vluchten naar de Oost, We kennen de na elke tocht Gebruikelijke toast. Zij vliegen maar steeds af en aan Van West naar Oost en terug; Wij zeggen hoogstens tot elkaar: Wat gaat het voort toch vlug! Maar hij die daar zoo heel alleen Een zakenreisje deed, Is toch een pionier die men Zoo licht maar niet vergeet. De mannen van de K.L.M., Van Tijen evengoed, Zijn allen bij elkaar een groep, Die Holland eer aan doet. Zij zijn vertegenwoordigers Van onzen luchtvaartstaf En met respect neem ik toch graag Voor hen mijn hoedje af.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 31 december 1930
115 Zalig Nieuwjaar!
Als straks de klokken in groot koor Hun twaalf slagen slaan, Dan is het oude jaar voorbij En heeft weer afgedaan. Wij denken dan een oogenblik Aan die vervlogen tijd, Totdat ook die weer ondergaat In de vergetelheid. Het jaar was weer vol lief en leed, Bracht voor- en tegenspoed, Maar goed beschouwd bracht het helaas Ons toch meer kwaad dan goed. Want vele rampen telden wij Op allerlei gebied; Een ode op het oude jaar Past in dit kader niet. Maar alles is nu weer voorbij En met verfrischten moed, Met een herleefde hoop gaan wij Het nieuw jaar tegemoet. De beste wenschen doen wij dus Vanavond aan elkaar: Veel heil en zegen wensch ook ik U in het Nieuwe jaar.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 3 januari 1931
116 Maarschalk Joffre †
Zoo sneedt ten laatst' na langen strijd De dood het leven af Van een die al zijn krijgstalent Geheel aan Frankrijk gaf. Hij was een ultramilitair, Een man met wijs beleid, Die heel zijn leven aan het lot Van Frankrijk heeft gewijd. En toen dit land door woest geweld En oorlog werd vernield, Toen was het Joffre die den staf En ook het land behield. Geen wonder dus dat heel het land In rouw nu is gehuld Voor hem die steeds zijn krijgsmansplicht Tot 't einde heeft vervuld. En hij die in het heetst van 't vuur Den dood heeft getrotseerd, Heeft zich ook thans in dezen strijd Geen oogenblik geweerd. Maar had het onvermijd'lijk lot In stilte reeds aanvaard En stierf als een ware held, De eer van Frankrijk waard.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 24 januari 1931
117 Klaaglied
Hoe men Holland's lof ook zinge Om z'n bosschen en z'n hei, Om z'n landelijke wegen Door de vlakke groene wei, Om z'n schoone wandelpaden En z'n lief'lijke natuur: Het klimaat is ver van heerlijk, Maakt een mensch haast overstuur. Want hoe lang is het al regen, Alsmaar regen zonder eind; Van dat aak'lig miez'rig weertje Waar je bijna in verdwijnt. Elke morgen weer dat nare Nat en vies idee op straat, Als je in de regen smeltend
Op de
bus te wachten staat. Dan komt evenmin de zon, Neen, dan giert er wel een storm Net alsof 't niet anders kon. Of mislukte sneeuw bemoddert De van nat doordrenkte grond Trots de hevige protesten Van den anti-regenbond, Waar toch allen toe behooren Die gebukt gaan onder 't lot, Dat ons Holland is beschoren Door het "zonneschijnverbod". Holland kan ons dierbaar wezen Maar toch nooit om het klimaat, Waar eenieder van moet hoesten, Waar een menschdom in vergaat.
VOICI
Ook GEVONDEN boog zich eens over het slechte weer:
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 28 januari 1931
Aan Voici
Betreffende het slechte weer
Inderdaad, het is geen toestand, Zulk een regenbui-seizoen, En het ong'luk is dat niemand Iets er tegenin kan doen. Voor Veraart, de regenmaker, Is het heelemaal geen werk, Als hij 't wéér eens kon verand'ren Was dit wel verduiveld sterk! Zoo staan wij dus allen macht'loos Tegenover de Natuur; 't Is maar goed ook, anders zou het Toch te gek zijn op den duur!
Voor de schaatsenfabrikanten Is het 'n heel slechte tijd, Want met zulk weer is de "wegschaats" Hoogstens iets waar men op rijdt! Jammer is het voor de IJsclub, 't Is hier algemeen bekend, Dat die daar nu maar voor niets ligt Met een splinternieuwe tent! Dit gebouw dat staat te prijken Met de naam "TABAKSFABRIEK", Echter is het nog zoo ver niet, 't Is reclame, geacht Publiek!
GEVONDEN 24 Jan. '31
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 30 mei 1931
118 De zieke zomer
Langen tijd heb ik gezwegen En geen dichtjes meer gedicht, Wijl ook ik voor de malaise En de crisis ben gezwicht. d'Animo was ver te zoeken En de stof al evenzeer, Maar de tijden zijn nu beter En begin ik dus maar weer. Deze vroege warme zomer Brengt weer poëzie in 't land En bevolkt weer de bosschen, Wandelparken en het strand. Maar een ouderwetsche zomer Schijnt zoo langzaam uit den tijd; Want de dagen loopen warm, Weg is dan de aardigheid. Na twee overheete dagen Breekt er steeds een onweer uit Met een regen die als 't ware Uit de zwarte wolken spuit. Ja, maar de mensch is nooit tevreden: Dan te warm, dan te nat; Maar dit is zooveel als zeker: In den zomer zit de klad. Één ding hoef je niet te vreezen, Zoo heeft ook De Bilt gedacht, Want die meldde dezer dagen: Nachtvorst wordt er niet verwacht.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 16 september 1931
119 Haagsche hopjes
Met een matig enthousiasme En in vrij bedaarde taal Sprak de Landsvorstinne gist'ren Tot de Staten-Generaal. De malaise drukt haar stempel Op het koninklijke woord Dat de leden van de Kamers Gister hebben aangehoord. Dat de crisis hier ook heerschte, Och, dat wisten wij al lang; De manier om z'op te lossen Lijkt mij toch van meer belang. De Minister van de Centen Doet er nog een schepje op, Zit met een tekort te kijken Van ik weet niet hoeveel pop. De belastingen wat hooger, De benzineprijs omhoog, De salarissen wat lager Zijn de pijlen op zijn boog. En de boeren en de burgers Van den Nederlandschen Staat Kunnen weer eens krom gaan liggen Nu de klok weer "dokken" slaat.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 28 oktober 1931
120 De Zondags"rust"
Er zijn 's Maandags vele menschen Die met schrik en schuddend hoofd In de kranten moeten lezen Van "Verong'lukt" of "Beroofd", Van een "Autobotsing" of van "Overreden en gedood"; Ja, dat ongelukkenlijstje Wordt per week steeds eens zoo groot. Jan-en-alleman rijdt auto, Hotst daarmee langs 's Heeren baan; En een menschenleven minder Komt er thans niet meer op aan. Doch wat niet alleen kolommen Maar een halve krant beslaat, Is de sport die tegenwoordig 's Zondags op den voorgrond staat. Vroom- en Drees- en brandweermannen, Bus-, politiepersoneel, Grond-, fabrieks- en straatarbeiders Spelen zich aan voetbal scheel. Vroeger rustte men des Zondags Na zes werkdagen uit; Tegenwoordig wordt de rustdag Voor de sport maar uitgebuit. Op den rustdag werken velen Harder soms dan in de week; Komen 's Maandags op hun werk Uitgeput en gansch van streek.
Na den arbeid wat ontspanning, Lijkt mij zelfs noodzaak'lijkheid, Maar men moet niet overdrijven Want ook hier hoort matigheid.
VOICI
|
|
||||
|